Jacobus van ’t Hoff

gigatos | december 22, 2021

Samenvatting

Jakob Hendrik (30 augustus 1852 (1852-08-30), Rotterdam – 1 maart 1911, Berlijn) was een Nederlands scheikundige, een van de grondleggers van de stereochemie en de chemische kinetiek, eerste winnaar van de Nobelprijs voor de Scheikunde (1901) met de formulering “ter erkenning van het grote belang van de ontdekking van de wetten van de chemische dynamiek en de osmotische druk in oplossingen”.

De beginjaren

Jacob Hendrik Wann Goff werd geboren op 30 augustus 1852 in Rotterdam. Zijn familie behoorde tot een oude Nederlandse familie. De vader van Jakob, Jakob Hendrik Vant-Goff de oudere, was arts en zijn moeder, Alida Jakob Kolf, was huisvrouw. Hij was het derde kind in het gezin en had vier broers en twee zusters.

Toen Jacob acht jaar oud was, ging hij naar een openbare school in de buurt van Rotterdam. Het was een school met een breed leerplan. Er werden wetenschappen, menswetenschappen, vreemde talen, tekenen en zingen onderwezen. Reeds hier begonnen de uitstekende bekwaamheden van de toekomstige geleerde zich te tonen. Zijn grootste successen waren in wiskunde en natuurkunde.

In 1867, op vijftienjarige leeftijd, slaagde Vant-Goff met succes voor zijn toelatingsexamens en werd toegelaten tot de vierde klas van een vijfklassige stedelijke middelbare school. Op deze school lag de nadruk op wetenschap en wiskunde. Hier kreeg de toekomstige wetenschapper belangstelling voor scheikunde en begon hij zijn eerste experimenten uit te voeren.

Na zijn schoolopleiding ging Jakob in 1869 naar Delft, waar hij zich inschreef aan de Polytechnische School met de wens een graad in de chemische technologie te behalen. Vant-Goff besteedde het grootste deel van zijn tijd aan scheikunde en wiskunde. Hij studeerde hard, waardoor hij in twee jaar kon afstuderen in plaats van drie.

Tijdens zijn eerste studentenvakantie, gaat Vant-Goff op stage. Het speelde zich af in een suikerfabriek in Noord-Brabant. Tijdens de stage werkte de aankomende wetenschapper aan het bepalen van suikerconcentraties met behulp van een polarimeter. Hij vond dit werk gedachteloos en eentonig, maar het was de eentonigheid en de routine van het proces die in hem een verlangen wakker maakten naar een dieper inzicht in chemische processen.

De studentenjaren

In oktober 1871 wordt Vant-Goff student aan de Leidse universiteit. Hij studeert hard, zoals hij altijd heeft gedaan, en is gefascineerd door poëzie en filosofie. Hij had zelfs het idee om zich geheel aan de poëzie te wijden. Maar zijn eerste experimenten in die richting lopen op niets uit en hij keert terug naar het pad van een onderzoekschemicus.

Vant-Goff beseft al snel dat hij, om serieus moderne scheikunde te studeren, naar een andere universiteit moet verhuizen. Hij verhuist naar Bonn en gaat werken aan de universiteit van Bonn, waar Friedrich August Kekule toen hoogleraar scheikunde was.

Na de inschrijving, begon Vant-Goff onmiddellijk met experimenteel onderzoek. Kekule merkte onmiddellijk de uitstekende ijver van Vant-Goff op, maar al spoedig ontstond er een conflict tussen de professor en de stagiair, veroorzaakt door de wens van Kekule om de kennis en bekwaamheden van Vant-Goff te gebruiken voor zijn eigen onderzoek. In een van zijn brieven aan zijn ouders, schreef Vant-Goff:

“Een kleine woordenwisseling met professor Kekule: hij heeft enkele nieuwe ideeën over kamfer en terpentijn en wil daarvoor een paar laboranten inzetten, dat wil zeggen, hij wil van de weinige betaalde laboranten onbetaalde particuliere assistenten maken. Ik heb dit aanbod niet aanvaard en was gedwongen mijn eigen onderwerp te zoeken om te ontwikkelen, en nu ik met dit onderwerp bezig ben, behandelt professor Kekule mij niet meer zoals hij vroeger deed en blijft hij nieuwe assistenten aanwerven”.

Uiteindelijk besloot Vant-Goff het laboratorium van Kekule te verlaten. Maar om zijn werk met succes te kunnen voortzetten, moest hij van de professor een getuigschrift krijgen waaruit het succes van zijn experimenteel werk bleek. De zaak is echter veilig afgelopen. Na veel onderzoek presenteerde Wang Goff zijn resultaten aan de professor. Tot de verbazing van de jonge wetenschapper zei de professor na een korte dialoog: “Je krijgt een certificaat en een heel goed.” Inderdaad ontving Vant-Goff zijn getuigschrift van Kekule op 17 juni 1873. De professor raadde de jonge wetenschapper ook aan zijn onderzoek aan een andere universiteit voort te zetten. Alvorens zijn advies op te volgen reisde Vant-Goff naar Utrecht, waar hij op 22 december 1873 met succes zijn doctoraalexamen aflegde dat hem het recht gaf te promoveren.

In januari 1874 reisde Vant-Goff naar Parijs om zijn onderzoek in de organische scheikunde voort te zetten in het laboratorium van Charles Adolphe Wurz. In dit laboratorium ontmoette Vant-Goff A.R. Genninger en J.A. Le Bel, die later zijn naaste vrienden werden. Eind oktober 1874 keerde Vant-Hoff echter al terug naar Utrecht, nadat hij een getuigschrift van Würtz had ontvangen. Hier voltooide hij zijn studie binnen enkele maanden en op 22 december 1874 verdedigde hij zijn proefschrift over de synthese van cyaanazijnzuur en malonzuur.

Beginnen in de wetenschap

Kort voor zijn dissertatie in september 1874 publiceerde hij een klein boekje in het Nederlands met een lange titel “Voorstel betreffende de voorstelling der thans gebruikte structuurformules in de ruimte en een daarmee samenhangend commentaar op het verband tussen de optische rotativiteit en de chemische constitutie van organische samenstellingen”. Later, eind 1875, werd dit pamflet in het Duits gepubliceerd, vertaald door F. Hermann, een assistent van I. Wisselius.

Terwijl hij een herdruk van het artikel in het Frans voorbereidde, werd Vant-Goff in beslag genomen door het vinden van werk. Hij had lang geen geluk gehad in dit opzicht en was gedwongen privé-lessen te geven. Pas in maart 1876 slaagde hij erin een betrekking te verwerven als assistent-professor in de scheikunde aan de diergeneeskundige school te Utrecht.

Nadat de Duitse uitgave van het pamflet van Vant-Hoff was verschenen, konden vele wetenschappers het lezen. De opvattingen van Vant-Goff werden echter plotseling zwaar bekritiseerd door gevestigde chemici. Enkele van de sterkste tegenstanders van Vincent-Hoff”s ideeën waren M. Bertleau en H. Kolbe. Deze laatste nam zelfs de vrijheid om zich nogal bot en ruw uit te laten in de richting van Vant-Goff. Tegen het einde van de jaren 70 van de XIXe eeuw heeft een groot deel van de scheikundigen echter de stereochemische theorie erkend. Vele experimenten hebben de toepasbaarheid in de praktijk bevestigd. Ook het verband tussen de optische rotativiteit van moleculen en de aanwezigheid van een asymmetrisch koolstofatoom daarin werd vervolgens nauwkeurig vastgesteld.

Werk aan de Universiteit van Amsterdam (1877-1895)

Dankzij de aanbevelingen van vrienden wordt Vant-Goff op 26 juni 1877 uitgenodigd om een betrekking te aanvaarden als docent aan de Universiteit van Amsterdam. Een jaar later, op 26-jarige leeftijd, werd hij hoogleraar in de scheikunde, mineralogie en geologie (en later in de fysische scheikunde). Vant-Goff besteedde de eerste jaren aan het organiseren en opzetten van een chemisch laboratorium. Tussen 1878 en 1884 publiceerde hij slechts enkele artikelen, omdat hij zich vooral bezighield met lesgeven en het opzetten van het laboratorium.

De verhuizing naar Amsterdam ging gepaard met een belangrijke gebeurtenis in het persoonlijke leven van Vant-Goff. In 1878 vroeg hij Johanna Franzina Mees (dochter van een Rotterdamse koopman), op wie hij al lang verliefd was, ten huwelijk. Op 27 december van datzelfde jaar trouwden zij. Zij kregen 2 dochters, Johanna Francina (1880) en Aleida Jacob (1882), en 2 zonen, Jacobs Hendrikus (1883) en Govert Jacob (1889). Meer dan 30 jaar was zijn vrouw zijn trouwe en geliefde vriendin.

In 1881 publiceerde Vant-Goff zijn boek “Inzichten in de organische scheikunde”, waaraan hij begon te werken toen hij nog in Utrecht woonde. In dit boek trachtte de wetenschapper het verband te leggen tussen de structuur van stoffen en hun fysische en chemische eigenschappen. De poging was echter niet bijzonder succesvol, en tot dusver is het boek niet bij veel mensen bekend. Maar voor Vant-Goff zelf was het boek een belangrijke opstap. Bij het werken aan dit boek kwam hij tot het probleem van de chemische affiniteit, tot de erkenning van het belang van de chemische thermodynamica en tot de problemen van het chemisch evenwicht en de snelheid van chemische reacties. Vanaf dit punt kan men ervan uitgaan dat Vant-Goff zich met de fysische chemie ging bezighouden.

In 1884 werd het beroemdste boek van Vant-Goff gepubliceerd, Essays on Chemical Dynamics. Het verschijnen van dit boek markeerde de geboorte van de fysische chemie. Vant-Goff was de eerste die uitgebreid gebruik maakte van de beginselen van de thermodynamica en van wiskundige methoden om waarneembare chemische processen te analyseren en te verklaren. In een zeer klein boek presenteerde Vant-Goff, in geconcentreerde vorm, een grote en zeer belangrijke bijdrage tot het begrip van de aard en het mechanisme van chemische reacties. Desondanks heeft het verschijnen van het boek aanvankelijk geen reactie uitgelokt in de chemische wereld. Niet alleen merkten de scheikundigen het verschijnen van het boek niet op, maar ook bleken sommige ideeën uit het boek voor hen onduidelijk te zijn.

Een jaar later, op 14 oktober 1885, diende Vant-Goff een nieuw theoretisch artikel ter publicatie in, getiteld “Chemische evenwichten in systemen van gassen en verdunde oplossingen”, dat in 1886 werd gepubliceerd. Dit artikel was een voortzetting en uitbreiding van de ideeën die in de “Samenvatting van de chemische dynamica” naar voren waren gebracht, en kreeg een geheel zelfstandige betekenis. Kort na “Chemisch evenwicht in systemen van gassen en verdunde oplossingen”, kwam de Zweedse wetenschapper Svante Arrhenius met zijn beroemde theorie van elektrolytische dissociatie. Het ontstaan van deze theorie houdt het meest rechtstreeks verband met het werk van Vant-Hoff.

In 1887 heeft W. Ostwald, samen met J. G. Vant-Goff en S. A. Arrhenius richtte in Leipzig het internationale “Tijdschrift voor Fysische Chemie” (Zeitschrift fur phys. Chemie) op, dat wijd verbreid raakte en erkenning kreeg onder chemici. Dit tijdschrift werd van groot belang voor de ontwikkeling en bevordering van nieuwe ideeën in de fysische chemie. Reeds in het eerste deel van dit tijdschrift verschenen de belangrijkste artikelen van Want-Hoff en Arrhenius.

Na de publicatie van zijn werk over chemische dynamica en evenwicht werd Vant-Goff een begrip in de wetenschappelijke wereld. Tegelijkertijd besteedde hij nog veel tijd aan het lesgeven aan de Universiteit van Amsterdam. Naast het geven van lezingen hield hij toezicht op het onderzoek in het door hem opgerichte laboratorium, dat uiteindelijk een groot aantal stagiairs en wetenschappers aantrok om onder leiding van de beroemde wetenschapper te werken.

Tussen 1888 en 1895 werkte Vant-Goff voornamelijk aan de ontwikkeling van vroegere ideeën, voornamelijk op het gebied van de oplossingstheorie. Tegelijkertijd publiceerde hij verschillende artikelen over stereochemie en thermodynamica. Van groot belang is zijn artikel “Over vaste oplossingen en over de bepaling van het molecuulgewicht in vaste stoffen”, waarin Vant-Goff trachtte aan te tonen dat de regelmatigheden die hij voor vloeibare oplossingen had verkregen, in sommige gevallen ook konden worden toegepast op vaste mengsels. Met dit artikel legde Vant-Goff de grondslag voor de theorie van de vaste oplossingen, die hij later ontwikkelde.

Werk aan de universiteit van Berlijn

Tegen het midden van de jaren 1890 begonnen de onderwijstaken op Wann Goff te wegen. In 1895 aanvaardde hij het zeer eervolle aanbod van de Akademie der Wissenschaften van Berlijn en van de universiteit van Berlijn om het ambt van universiteitsprofessor te aanvaarden zonder colleges te hoeven geven, omdat hij zich van comfortabele omstandigheden voor onderzoek wilde verzekeren. Op 30 januari 1896 werd Want-Hoff verkozen tot gewoon lid van de Pruisische Academie van Wetenschappen.

In maart 1896 verhuisde Wandt-Hoff naar Berlijn, waar hij onmiddellijk begon met het onderzoek van een nieuw gebied – de vorming van natuurlijke zoutafzettingen van oceanische oorsprong. Hij was in het bijzonder geïnteresseerd in de vorming van de beroemde zoutvelden van Stassfurt bij Maagdenburg en hun vormingsmechanismen. Dit werk was een moedige poging om de wetten van de fysische chemie te gebruiken om geochemische processen te verklaren. Door de ontwikkeling van dit onderwerp kon een van de belangrijkste gebieden van de geologie experimenteel en theoretisch worden belicht.

Vandt-Hoff verrichtte uitvoerig onderzoek naar de vorming van afzettingen bij de Stassfurtse zoutafzetting in samenwerking met zijn in Rusland geboren leerling en vriend Wilhelm Meierhoffer. Hij was een zeer getalenteerde en onafhankelijke wetenschapper die zich eerder had beziggehouden met zoutevenwichten en ook in zijn theoretische opvattingen zeer origineel was.

Laatste levensjaren, dood

In 1896 richtte Meyerhoffer samen met Want-Hoff een klein privé-laboratorium op in Berlijn, waar het grootste deel van het onderzoek naar de Stassfurt-afzettingen werd uitgevoerd. De werkzaamheden duurden ongeveer 10 jaar en de resultaten werden gepubliceerd in verslagen van de Pruisische Academie van Wetenschappen. In totaal werden 52 papers gepubliceerd. Het onderzoek naar de vorming van oceanische zoutafzettingen en de verkregen resultaten zijn van grote betekenis in de geologie en mineralogie, alsmede in de chemie. Zij vormden de basis voor een breder scala van onderzoek dat op dit gebied tot op de dag van vandaag wordt verricht.

In 1901. Vant-Goff was de eerste chemicus die de Nobelprijs ontving “als erkenning van het grote belang van de ontdekking van de wetten van de chemische dynamiek en de osmotische druk in oplossingen”.

De samenwerking tussen Vant-Goff en Meyerhoffer, die tien jaar heeft geduurd, was uiterst vruchtbaar. Maar in 1905 werd het plotseling onderbroken door de ernstige ziekte van Meyerhoffer. Op 21 april 1906 stierf Meyerhoffer. Vant-Goff heeft de dood van zijn vriend en medewerker zwaar opgenomen. Tegen die tijd begon hij zich zelf onwel te voelen: er waren tekenen van een ernstige longziekte – tuberculose.

Vant-Goff wilde niet opgeven. Hij was op zoek naar een nieuw gebied voor uitgebreid systematisch onderzoek. Eind 1905 besloot hij zich toe te leggen op de studie van de synthetische werking van enzymen. Met zijn uitgebreide ervaring op het gebied van stereochemie en onderzoek naar osmotische druk, wilde de wetenschapper zich nu gaan bezighouden met biochemische vraagstukken.

Maar een progressieve ziekte dwarsboomde zijn plannen. Gepland onderzoek moest worden onderbroken. Zijn laatste jaren werden overschaduwd door het verlies van verschillende mensen uit zijn naaste omgeving – familieleden en collega”s.

Op 15 december 1910. Vant-Goff werd uiteindelijk ziek. Zijn pogingen om enkele weken later weer aan het werk te gaan, bleken vruchteloos. Op 1 maart 1911 overleed hij.

Stereochemie

Vant-Goff is een van de grondleggers van de stereochemie. Zijn pamflet “Voorstel om de thans gebruikte structuurformules in de ruimte weer te geven en de daaraan verbonden opmerking over het verband tussen optische rotativiteit en chemische constitutie van organische verbindingen”, dat in 1874 in het Nederlands werd gepubliceerd en vervolgens in het Duits en Frans werd vertaald, werd door de gerenommeerde scheikundigen van die tijd scherp bekritiseerd. Na verloop van tijd werden de ideeën die Vant-Goff in dit pamflet uiteenzette echter wijdverbreid.

Vant-Goff stelde voor het viervoudige koolstofatoom voor te stellen als een tetraëder. Op basis van dit idee stelde de wetenschapper voor dat het verschijnen van optische rotativiteit van moleculen te wijten zou kunnen zijn aan de aanwezigheid van een asymmetrisch koolstofatoom (een koolstofatoom gebonden aan vier verschillende substituenten). Deze aanname is het belangrijkste idee van de stereochemische theorie. Vervolgens zijn vele experimenten uitgevoerd om dit idee te bevestigen.

Fysische scheikunde

In 1884 publiceert Vant-Goff zijn boek Essays on Chemical Dynamics. De verschijning van dit boek markeert de geboorte van de fysische chemie zelf. Vannt-Goff gebruikte in wezen voor het eerst de beginselen van de thermodynamica en wiskundige methoden bij zijn behandeling van chemische processen. Toen hij aan het boek begon te werken, besefte Vant-Goff dat hij zich zou moeten baseren op de geïsoleerde, ongelijksoortige en weinige feiten die door zijn voorgangers waren vastgesteld om een basiskader te verschaffen voor de kwantitatieve beschrijving van het chemisch proces.

In dit werk formuleert Vant-Goff het begrip “moleculaire transformatie” en geeft hij, op basis van moleculair-kinetische ideeën, een classificatie van dergelijke transformaties naar gelang van het aantal moleculen dat bij de reactie betrokken is. Hij introduceert de begrippen reactiesnelheidsconstante, mono-, di- en trimoleculaire reacties en formuleert de belangrijke uitspraak: “Het verloop van een chemische omzetting wordt uitsluitend gekarakteriseerd door het aantal moleculen dat bij de omzetting betrokken is”.

Aan de hand van concrete voorbeelden van reacties identificeert Vant-Goff de regelmatigheden van mono-, bi- en multimoleculaire reacties en geeft hij uitdrukkingen voor hun snelheden in de vorm van de bekende formule:

dcdt=kcn{displaystyle dcdt=kc^{n}}

waarin c de concentratie van de reactanten is, n het aantal moleculen dat bij de reactie betrokken is (n = 1 voor monomoleculair, n = 2 voor bimoleculair enz.), k – de reactiesnelheidsconstante is.

Vant-Goff bespreekt de invloed van de vorm en grootte van reactievaten op het verloop van reacties, manieren om een geschikt medium te kiezen en het effect van vaatwanden. Hij geeft met name de resultaten van experimenten over het effect van coating van de binnenwanden van het apparaat (b.v. met olie). Hij geeft ook een overzicht van manieren en methoden om het aantal moleculen te bepalen dat bij de chemische omzetting betrokken is.

Vant-Goff houdt ook rekening met het effect van de temperatuur op de chemische omzetting. In het bijzonder leidt hij met behulp van de omkeerbare reactie N2O4↽–⇀2NO2 {N2O4 <=> 2 NO2}} de bekende vergelijking af die de temperatuur relateert aan de snelheidsconstanten van de voorwaartse k′- en de terugwaartse k′- reacties:

dlnk′dT-dlnk″dT=q2T2{displaystyle dln k”dT-dln k””dT=q2T^{2}}

waarbij q{{displaystyle q}} het aantal calorieën is dat vrijkomt wanneer een eenheid van de tweede stof wordt omgezet in de eerste stof bij een constant volume.

Op basis van de verkregen gegevens analyseert Vant-Goff zorgvuldig de verschillende gevallen van chemisch evenwicht. Vannt-Goff wijst op het nauwe verband tussen omzettingssnelheden en evenwicht. Hij ziet evenwicht als het resultaat van twee tegengestelde reacties die met bepaalde snelheden verlopen en komt tot een andere belangrijke formule:

dlnk′dT-dlnk″dT=dlnKdT=q2T2{displaystyle dln k”dT-dln k””dT=dln KdT=q2T^{2}}

waarbij K=k′k″{{displaystyle K=k”k”}. Op deze manier koppelt hij de evenwichtsconstante aan de snelheidsconstanten van de voor- en tegenreactie.

In 1886 werd een werk van Vant-Goff gepubliceerd, getiteld Chemical Equilibrium in Systems of Gases and Dilute Solutions. Het hoofddoel van dit werk was te trachten angiologieën vast te stellen in de wetten die het gedrag van gasvormige systemen en oplossingen beschrijven.

Vant-Goff beschouwde de relatie tussen osmotische druk en andere fysisch-chemische parameters. Vant-Goff beschreef het apparaat van Pfeffer en de door hem voorgestelde methode om halfdoorlatende schotten te maken en bracht het belangrijke idee naar voren van de omkeerbaarheid van veranderingen in osmotische druk. Met behulp van noties van halfdoorlatende schotten was het mogelijk omkeerbare circulaire processen voor oplossingen uit te voeren en aldus een analogie tussen gassen en oplossingen tot stand te brengen. Aldus werd het duidelijk dat de wetten van de gastoestand ook van toepassing zijn op de beschrijving van de osmotische druk in verdunde oplossingen.

Vant-Goff bewees theoretisch en experimenteel de toepasbaarheid van de wetten van Boyle en Gay-Lussac en de formule van Clapeyron op verdunde oplossingen. Hieruit concludeerde Vannt-Goff dat het principe van Avogadro ook van toepassing is op verdunde oplossingen en dat isotone oplossingen equimoleculair moeten zijn.

Voor verdunde oplossingen berekende Vant-Goff de waarde van de gasconstante R in de Clapeyron-vergelijking. De R-waarde die hij uit de osmotische drukmetingen haalde, lag dicht bij de waarde die voor ideale gassen werd verkregen. In sommige gevallen (oplossingen van minerale zuren en zouten) verschilde de waarde van de gasconstante echter. Vannt-Goff herschreef daarom de Clapeyron-vergelijking in de vorm

PV=iRT{Displaystyle PV=iRT}

Hierin is P de druk, V het volume, T de temperatuur, R de gasconstante met dezelfde waarde als voor gassen, i een correctiefactor die dicht bij 1 ligt en afhankelijk is van de aard van de stof waarop de vergelijking van toepassing is (VanT-Goff noemt deze factor “activiteitsfactor”).

Ook heeft Vant-Goff aangetoond dat

i=5.6mΔ{Displaystyle i=5.6mDelta }

waarin m de moleculaire massa van de stof is; Δ de hoeveelheid waarmee de aanwezigheid van de stof de waterdampspanning verlaagt (1 : 100). Vant-Goff stelde andere manieren voor om de coëfficiënt i te bepalen, bijvoorbeeld door middel van cryoscopische of ebulloscopische constanten. Zo stelde Vant-Goff een methode voor om het molecuulgewicht van een stof te bepalen op basis van de fysische eigenschappen van zijn oplossing.

Zoutbalans

Samen met zijn vriend Wilhelm Meyerhoffer deed Vant-Goff uitgebreid onderzoek naar de vorming van de Stassfurth-zoutlagen. Deze sedimenten zijn van mariene oorsprong. Chemische analyse van de Stassfurth-afzettingen heeft aangetoond dat hun chemische samenstelling vrij complex is. Zij bestaan hoofdzakelijk uit chloriden, sulfaten en boraten van natrium, kalium, magnesium en calcium.

Samen met Meyerhoff ontdekte Vant-Goff dat de temperatuur de belangrijkste factor was bij de vorming van zoutafzettingen. In sommige gevallen speelt ook de tijd een grote rol. Sommige van de door de onderzoekers uitgevoerde transformaties namen verscheidene maanden in beslag. Het effect van druk op de kristallisatie van zouten uit multicomponentoplossingen is verwaarloosbaar gebleken.

Uit deze studies is gebleken dat sommige mineralen zich niet kunnen vormen bij 25°C. Zo kunnen mengsels van kieseriet (MgSO4⋅H2O{MgSO4*H2O}}) en sylvin (KCl{displaystyle {KCl}}) met een bijmenging van natriumchloride gevormd uit carnalliet (KCl⋅MgCl2⋅6H2O}) en kieseriet, kon pas bij veel hogere temperaturen vrijkomen. Ondanks twijfels over de mogelijkheid van afzetting van zouten bij temperaturen boven 70 °C, bleek uit vergelijkingen van de samenstelling van mineralen in de sedimenten dat de vorming ervan plaatsvond in twee temperatuurintervallen – bij 25 °C en 83 °C.

Verschillende synthetische mineralen, zowel die welke in de Stassfurt-sedimenten voorkomen als die welke er niet in voorkomen, zijn verkregen door de omzettingstemperaturen in dergelijke complexe mengsels te bepalen.

In 1970 werd een krater op de maan vernoemd naar Jakob Hendrik van Goff.

Een van de synthetische mineralen die Vanthoffiet, Na5Mg(SO4)4{Na5Mg(SO4)4}, werd genoemd naar de grote wetenschapper, Vanthoffiet.

Bronnen

  1. Вант-Гофф, Якоб Хендрик
  2. Jacobus van ”t Hoff
Ads Blocker Image Powered by Code Help Pro

Ads Blocker Detected!!!

We have detected that you are using extensions to block ads. Please support us by disabling these ads blocker.