Luís de Camões

gigatos | januari 16, 2022

Samenvatting

Luís Vaz de Camões (Lissabon, ca. 1524 – Lissabon, 10 juni 1579 of 1580) was een nationale dichter van Portugal, die beschouwd wordt als een van de grootste figuren van de Portugeestalige literatuur en een van de grote dichters van de westerse traditie.

Er is weinig met zekerheid bekend over zijn leven. Blijkbaar is hij geboren in Lissabon, uit een familie van de kleine adel. Over zijn jeugd is alles giswerk, maar toen hij nog jong was, kreeg hij een degelijke opvoeding in de klassieke vormen, hij beheerste het Latijn en kende de oude en moderne literatuur en geschiedenis. Het is mogelijk dat hij aan de Universiteit van Coimbra heeft gestudeerd, maar zijn gang door de school is niet gedocumenteerd. Hij bezocht het hof van koning Jan III, begon zijn carrière als lyrisch dichter en was, volgens de overlevering, verwikkeld in liefdesaffaires met adellijke en mogelijk plebejische dames, en leidde een bohemienachtig en turbulent leven. Er wordt gezegd dat hij, wegens een gefrustreerde liefde, naar Afrika verbannen is, soldaat geworden is, waar hij in de strijd een oog verloor. Bij zijn terugkeer naar Portugal verwondde hij een dienaar van de Paço en werd gearresteerd. Vergeven, vertrok hij naar de Oriënt. Hij bracht er verschillende jaren door, kreeg te maken met een reeks tegenslagen, werd verschillende keren gearresteerd, vocht aan de zijde van de Portugese strijdkrachten en schreef zijn bekendste werk, het nationalistische epos De Lusiaden. Terug thuis publiceerde hij Os Lusíadas en ontving hij een klein pensioen van Koning Sebastião voor zijn diensten aan de Kroon, maar in zijn laatste jaren schijnt hij moeite te hebben gehad om de eindjes aan elkaar te knopen.

Kort na zijn dood werd zijn lyrisch werk gebundeld in de bundel Rhymes, nadat hij ook drie werken van komisch theater had nagelaten. Tijdens zijn leven klaagde hij herhaaldelijk over vermeend onrecht dat hem was aangedaan, en over de geringe aandacht die zijn werk kreeg, maar kort na zijn dood begon zijn poëzie door verscheidene belangrijke namen uit de Europese literatuur als waardevol en van hoog esthetisch niveau te worden erkend, en kreeg het een steeds groter aanzien bij het publiek en bij kenners, en beïnvloedde het generaties dichters in verscheidene landen. Camões was een vernieuwer van de Portugese taal en vestigde er een blijvende canon voor; hij werd een van de sterkste symbolen van de identiteit van zijn vaderland en is een referentie voor de gehele internationale Lusofone gemeenschap. Vandaag is zijn faam stevig gevestigd en wordt hij beschouwd als een van de grote literaire figuren van de westerse traditie, die in verschillende talen is vertaald en het voorwerp is geworden van een groot aantal kritische studies.

Oorsprong en jeugd

Veel van de informatie over de biografie van Camões roept twijfels op en waarschijnlijk is veel van wat over hem de ronde doet niet meer dan de typische folklore die zich rond een beroemd figuur vormt. Er zijn maar een paar data gedocumenteerd die zijn traject markeren. Het voorvaderlijk huis van Camões is ontstaan in Galicië, niet ver van Kaap Finisterre. Luís de Camões stamde vaderlijk af van Vasco Pires de Camões, een Galicische troubadour, krijger en edelman, die in 1370 naar Portugal verhuisde en grote voordelen van de koning kreeg in de vorm van ambten, eerbewijzen en land, en wiens nationalistische gedichten hielpen om de Bretonse en Italiaanse invloed af te weren en om een nationale troubadourstijl te creëren. Antão Vaz de Camões, zoon van Vasco Pires, diende in de Rode Zee, en trouwde met D. Guiomar da Gama, verwant aan Vasco da Gama. Uit dit huwelijk werd Simão Vaz de Camões geboren, die diende in de Koninklijke Marine en handel dreef in Guinea en India, en een andere broer, Bento, die een carrière in de Letteren en het priesterschap volgde en toetrad tot het klooster van Santa Cruz dos Agostinhos, een prestigieuze school voor vele jonge Portugese edellieden. Simão trouwde met Ana de Sá e Macedo, ook uit een adellijke familie, oorspronkelijk uit Santarém. Volgens Jayne, Fernandes en enkele andere auteurs werd hun enige zoon Luís Vaz de Camões in 1524 in Lissabon geboren. Drie jaar later, toen de stad bedreigd werd door de pest, verhuisde de familie met het hof mee naar Coimbra. Inmiddels maken andere steden aanspraak op de eer zijn geboorteplaats te zijn: Coimbra, Santarém en Alenquer. Hoewel de eerste biografen van Camões, Severim de Faria en Manoel Correa, aanvankelijk 1517 als zijn geboortejaar vermeldden, lijken registers van de Listas da Casa da Índia, die later door Manuel de Faria e Sousa werden geraadpleegd, vast te stellen dat Camões eigenlijk in 1524 in Lissabon werd geboren. De argumenten om Lissabon als zijn geboorteplaats te nemen zijn zwak; maar het is ook niet helemaal zeker, en daarom beschouwt de meest recente kritiek zijn geboorteplaats en -datum als onzeker.

Over zijn jeugd is niets bekend. Op twaalf- of dertienjarige leeftijd zou hij beschermd en opgevoed zijn door zijn oom Bento, die hem naar Coimbra stuurde om te studeren. Volgens de overlevering was hij een ongedisciplineerde student, die echter naar kennis verlangde en zich interesseerde voor geschiedenis, kosmografie en klassieke en moderne literatuur. Zijn naam komt echter niet voor in de archieven van de Universiteit van Coimbra, maar uit zijn uitvoerige stijl en de overvloed aan erudiete citaten die in zijn werken voorkomen, blijkt dat hij op de een of andere manier een gedegen opleiding heeft genoten. Het is mogelijk dat hij werd opgeleid door zijn oom, die in die tijd kanselier van de universiteit en prior van het klooster van Santa Cruz was, of dat hij aan het kloostercollege studeerde. Toen hij ongeveer twintig jaar oud was, zou hij naar Lissabon zijn verhuisd, alvorens zijn studies af te maken. Zijn familie was arm, maar omdat hij van adel was, kon hij worden toegelaten en vruchtbare intellectuele contacten aanknopen aan het hof van koning João III, waar hij zich inwijdde in de dichtkunst.

Er is wel gesuggereerd dat hij de kost verdiende als leermeester van Francisco, zoon van de graaf van Linhares, D. António de Noronha, maar dit lijkt vandaag de dag niet aannemelijk. Er wordt ook gezegd dat hij een bohémien leven leidde, vaak kroegen bezocht en verwikkeld raakte in problemen en tumultueuze liefdesaffaires. Verscheidene dames worden in late biografieën van de dichter bij naam genoemd als het voorwerp van zijn liefdes, maar hoewel niet wordt ontkend dat hij van meer dan één vrouw moet hebben gehouden, worden deze nominale identificaties momenteel beschouwd als apocriefe toevoegingen aan zijn legende. Zo is er sprake van een passie voor de Infanta D. Maria, de zuster van de koning, een vermetelheid die hem een gevangenisstraf zou hebben opgeleverd, en Catarina de Ataide, die, eveneens een gefrustreerde liefde, volgens de overlevering zijn zelfverwijdering zou hebben veroorzaakt, eerst in Ribatejo, om zich vervolgens als soldaat in Ceuta te laten inschrijven. De redenen voor de reis zijn twijfelachtig, maar zijn verblijf daar wordt als feit aanvaard. Hij bleef er twee jaar en verloor zijn rechteroog in een zeeslag in de Straat van Gibraltar. Bij zijn terugkeer naar Lissabon, nam hij al snel het bohemienleven weer op.

Er is een document uit 1550 waarin hij wordt vermeld als ingelijfd om naar India te reizen: “Luís de Camões, zoon van Simão Vaz en Ana de Sá, wonende in Lissabon, in Mouraria; schildknaap, 25 jaar oud, baard, als borg voor zijn vader meegebracht; gaat mee op het schip van S. Pedro dos Burgaleses … onder de bewapende manschappen”. Uiteindelijk is hij niet meteen aan boord gegaan. Tijdens een Corpus Christi processie had hij een woordenwisseling met een zekere Gonçalo Borges, een dienaar van het paleis, en verwondde hem met zijn zwaard. Veroordeeld tot gevangenisstraf, kreeg hij gratie van de benadeelde in een gratiebrief. Hij werd op 7 maart 1553 vrijgelaten bij koninklijk bevel, dat luidde: “hij is een jong en arm man en zal mij dit jaar in Indië dienen”. Manuel de Faria e Sousa vond in de registers van de Armada da India, voor dat jaar 1553, onder de rubriek “Krijgsvolk”, de volgende zetel: “Fernando Casado, zoon van Manuel Casado en Branca Queimada, inwoners van Lissabon, schildknaap; in zijn plaats kwam Luis de Camões, zoon van Simão Vaz en Ana de Sá, schildknaap; en ontving 2 400 zoals de anderen.

East

Hij reisde op het schip São Bento, van de vloot van Fernão Álvares Cabral, zoon van Pedro Álvares Cabral, die op 24 maart 1553 uit Tejo vertrok. Tijdens de reis kwam hij door de streken waar Vasco da Gama had gevaren, trotseerde een storm bij Kaap de Goede Hoop waarbij de drie andere schepen van de vloot verloren gingen, en landde in 1554 in Goa. Hij trad spoedig in dienst van onderkoning Afonso de Noronha en vocht mee in de expeditie tegen de koning van Chembé (of “da Pimenta”). In 1555 gaf deze, als opvolger van Noronha D. Pedro Mascarenhas, Manuel de Vasconcelos opdracht om de Moren in de Rode Zee te gaan bestrijden. Camões vergezelde hem, maar de vloot ontmoette de vijand niet en overwinterde in Hormuz in de Perzische Golf.

Waarschijnlijk was hij op dat moment al begonnen met het schrijven van Os Lusíadas. Bij zijn terugkeer naar Goa in 1556, trof hij de regering D. Francisco Barreto, voor wie hij de Auto de Filodemo componeerde, wat suggereert dat Barreto een gunsteling was. Vroege biografen verschillen echter van mening over de betrekkingen van Camões met de heerser. Rond dezelfde tijd verscheen in het openbaar een anonieme satire waarin de heersende immoraliteit en corruptie werden gehekeld en die werd toegeschreven aan Camões. Aangezien satires door de Manueline Ordinances worden veroordeeld, werd hij ervoor gearresteerd. Maar er is verondersteld dat de arrestatie te wijten was aan gemaakte schulden. Het is mogelijk dat hij tot 1561 in de gevangenis bleef, of daarvoor opnieuw werd veroordeeld, want toen Francisco Coutinho de regering overnam, werd hij vrijgelaten, in dienst genomen en door hem beschermd. Hij moet in 1562 benoemd zijn tot Provedor-mor dos Defuntos e Ausentes voor Macao en dit ambt hebben bekleed van 1563 tot 1564 of 1565. In die tijd was Macao nog een prille handelspost, een bijna verlaten plaats. Volgens de overlevering schreef hij een deel van De Lusiaden in een grot, die later zijn naam kreeg.

Op de terugreis naar Goa leed hij volgens de overlevering schipbreuk bij de monding van de rivier de Mecom, waarbij hij alleen zichzelf en het manuscript van De Lusiades redde, een gebeurtenis die de inspiratiebron vormde voor de beroemde redondillas Sobre os rios que vão, die door António Sérgio worden beschouwd als de ruggengraat van Camões” lyriek en herhaaldelijk worden geciteerd in de kritische literatuur. Het trauma van de schipbreuk had, zoals Leal de Matos zei, een diepere weerslag op een herdefiniëring van het project van Os Lusíadas, dat vanaf Canto VII merkbaar is, reeds beschuldigd door Diogo do Couto, zijn vriend, die het schrijven gedeeltelijk begeleidde. Zijn redding heeft waarschijnlijk maanden geduurd, en er is geen verslag over hoe die heeft plaatsgevonden, maar hij werd naar Malakka gebracht, waar hij een nieuwe gevangenisstraf kreeg wegens verduistering van de aan hem toevertrouwde bezittingen van de doden. De precieze datum van zijn terugkeer naar Goa is niet bekend, waar hij wellicht enige tijd in de gevangenis heeft gezeten. Couto beweert dat Dinamene, een Chinese maagd op wie Camões verliefd was geworden, in de schipbreuk is omgekomen, maar Ribeiro en anderen zeggen dat dit verhaal moet worden verworpen. De volgende onderkoning, D. Antão de Noronha, was een oude vriend van Camões, die hem in Marokko had ontmoet. Sommige biografen beweren dat hem een officiële post in de handelspost Chaul was beloofd, maar dat hij die nooit heeft aangenomen. Severim de Faria zei dat de laatste jaren die hij in Goa doorbracht werden vermaakt met poëzie en militaire activiteiten, waarbij hij altijd blijk gaf van dapperheid, paraatheid en trouw aan de Kroon.

Het is moeilijk te bepalen hoe zijn dagelijks leven in het Oosten was, buiten wat kan worden geëxtrapoleerd uit zijn militaire status. Het lijkt zeker dat hij altijd bescheiden leefde en wellicht een huis deelde met vrienden, “in een van die republieken waar het gebruikelijk was dat de Portugezen met elkaar omgingen”, zoals Ramalho hen citeert. Sommige van deze vrienden moeten cultuur hebben gehad en dus moet het geïllustreerde gezelschap in die streken niet afwezig zijn geweest. Ribeiro, Saraiva en Moura geven toe dat hij onder andere Fernão Mendes Pinto, Fernão Vaz Dourado, Fernão Álvares do Oriente, Garcia de Orta en de eerder genoemde Diogo do Couto ontmoet kan hebben, wat gelegenheid schept voor literaire debatten en aanverwante onderwerpen. Hij kan ook lezingen hebben bijgewoond in sommige van de religieuze colleges of instellingen in Goa. Ribeiro voegt daaraan toe dat

Het is ook mogelijk dat in dergelijke bijeenkomsten, die tegelijkertijd door wapenknechten en letterkundigen werden bijgewoond, en die niet alleen militair succes en materieel fortuin nastreefden, maar ook de roem en de glorie die uit de cultuur voortkwamen, zoals een van de grote aspiraties van het humanisme van zijn tijd was, het idee van een academie aanwezig was, die in het Oosten, binnen de beperkingen van de plaatselijke context, het model reproduceerde van de academies uit de Renaissance, zoals de academie die in Florence was gesticht door Marsilio Ficino en de zijnen, waar neoplatonische idealen werden gecultiveerd.

Terug naar Portugal

De uitnodiging, of het aangrijpen van de gelegenheid om een deel van de afstand die hem van het vaderland scheidde te overbruggen, is niet met zekerheid bekend, in december 1567 ging Camões aan boord van het schip van Pedro Barreto naar Sofala, op het eiland Mozambique, waar hij tot gouverneur was benoemd, en daar zou wachten op een transport naar Lissabon op een later tijdstip. Vroege biografen zeggen dat Pedro Barreto verraderlijk was en Camões loze beloften deed, zodat Diogo do Couto hem na twee jaar in een hachelijke toestand aantrof, zoals we lezen in het verslag dat hij naliet:

Toen hij probeerde zijn reis met Couto voort te zetten, werd hij door Barreto veroordeeld tot het betalen van tweehonderd cruzados, wegens de kosten die hij met de dichter had gemaakt. Zijn vrienden verzamelden echter het bedrag en Camões werd vrijgelaten. Hij arriveerde in Cascais aan boord van het schip Santa Clara op 7 april 1570.

Na zoveel avonturen voltooide hij De Lusiades, die hij in een recitatief voor koning D. Sebastião presenteerde. De koning, nog een tiener, gaf opdracht het werk in 1572 uit te geven en kende ook een klein pensioen toe aan “Luís de Camões, nobele ridder van mijn Huis”, als betaling voor zijn diensten in India. De waarde van dit pensioen bedroeg niet meer dan vijftienduizend réis per jaar, wat, als het niet veel was, toch niet zo weinig was als is gesuggereerd, aangezien de eredames van het Paleis ongeveer tienduizend réis ontvingen. Voor een veteraan-soldaat moet het bedrag toentertijd als voldoende en eervol zijn beschouwd. Maar het pensioen zou slechts drie jaar worden gehandhaafd, en hoewel de toelage kon worden verlengd, schijnt zij onregelmatig te zijn uitbetaald, waardoor de dichter materiële moeilijkheden ondervond.

Hij leefde zijn laatste jaren in een kamer van een huis in de buurt van de kerk van Santa Ana, volgens de overlevering in de meest onwaardige armoede, “zonder een vod om zich te bedekken”. Le Gentil vond dit een romantische overdrijving, want hij kon nog steeds de slaaf Jau houden, die hij uit het Oosten had meegebracht, en uit officiële documenten blijkt dat hij over enige middelen van bestaan beschikte. Na verbitterd te zijn over de Portugese nederlaag in de Slag bij Alcácer-Quibir, waar koning Sebastião verdween, waardoor Portugal zijn onafhankelijkheid verloor aan Spanje, werd hij, volgens Le Gentil, ziek van de pest. Hij werd naar het ziekenhuis gebracht en stierf op 10 juni 1580, en werd begraven, volgens Faria e Sousa, in een ondiep graf in de kerk van Santa Ana, of op het kerkhof van de armen van hetzelfde ziekenhuis, volgens Teófilo Braga. Zijn moeder, die hem overleefde, kreeg zijn pensioen als erfenis. De kwitanties, gevonden in de Torre do Tombo, documenteren de sterfdatum van de dichter, hoewel een grafschrift, geschreven door D. Gonçalo Coutinho, bewaard is gebleven, waarin abusievelijk wordt vermeld dat hij in 1579 is gestorven. Na de aardbeving van 1755, die het grootste deel van Lissabon verwoestte, werden pogingen ondernomen om de overblijfselen van Camões te vinden, maar deze mislukten allemaal. De botten die in 1880 in een tombe in het klooster van Jerónimos werden gedeponeerd, zijn hoogstwaarschijnlijk van iemand anders.

De getuigenissen van zijn tijdgenoten beschrijven hem als een man van middelmatig postuur, met een blonde haardos ruig, blind aan het rechteroog, bedreven in alle lichamelijke oefeningen en met een temperamentvolle aanleg, die hem weinig kostte om zich in gevechten te mengen. Men zegt dat hij als soldaat van grote waarde was, moedig, strijdvaardig, eergevoelig en dienstvaardig, een goede metgezel in zijn vrije tijd, vrijgevig, opgewekt en geestig wanneer de tegenslagen hem niet terneer drukten en zijn geest bedroefden. Hij was zich bewust van zijn verdienste als man, als soldaat en als dichter.

Alle pogingen om de definitieve identiteit van zijn muze te achterhalen waren tevergeefs en er werden verschillende tegenstrijdige voorstellen gedaan over vermeende vrouwen die in zijn leven aanwezig waren. Camões zelf suggereerde, in een van zijn gedichten, dat er verschillende muzen waren die hem inspireerden, toen hij zei “em várias flamas variamente ardia”. Namen van dames die zijn geliefde zouden zijn, komen alleen voor in zijn gedichten, en kunnen dus ideaalfiguren zijn; in de eerste biografieën van de dichter, die van Pedro de Mariz en Severim de Faria, die alleen geruchten over “enkele liefdes in het paleis van de koningin” bevatten, wordt geen melding gemaakt van dames die met naam en toenaam kunnen worden geïdentificeerd. Het citaat van Catarina de Ataíde verscheen pas in de uitgave van de Rimas van Faria e Sousa, in het midden van de 17e eeuw, en dat van de Infanta, in die van José Maria Rodrigues, die pas in het begin van de 20e eeuw werd gepubliceerd. De gedecanteerde Dinamene lijkt ook meer een poëtisch beeld te zijn dan een echte persoon. Ribeiro stelde verschillende alternatieven voor om haar te verklaren: de naam was misschien een cryptoniem van Dona Joana Meneses (D.I.na = D.Ioana + Mene), een van haar mogelijke liefdes, die op weg naar Indië stierf en op zee werd begraven, dochter van Violante, gravin van Linhares, van wie zij ook zou hebben gehouden toen zij nog in Portugal was, en wees op het voorkomen van de naam Dinamene in gedichten die waarschijnlijk werden geschreven rond haar aankomst in Indië, voordat zij naar China ging, waar zij het meisje zou hebben ontmoet. Hij verwees ook naar de mening van onderzoekers die beweren dat de vermelding van Couto, de enige vroege verwijzing naar de Chinezen buiten het werk van Camões zelf, vervalst is, a posteriori is ingevoerd, met de mogelijkheid dat het nog steeds een spelfout is, een verbastering van “dignamente”. In de definitieve versie van Couto”s manuscript werd de naam niet eens genoemd, hoewel dit moeilijk te bewijzen is met de verdwijning van het manuscript.

Het zogenaamde “portret in het rood”, dat waarschijnlijk tussen 1573 en 1575 werd gemaakt en dat aan het begin van het artikel is afgebeeld, wordt door Vasco Graça Moura beschouwd als “het enige en meest waardevolle betrouwbare document dat wij hebben om de kenmerken te kennen van het epos, dat door een beroepsschilder in leven werd afgebeeld”. Wat van dat portret bekend is, is een kopie, gemaakt op verzoek van de 3e hertog van Lafões, door Luís José Pereira de Resende tussen 1819 en 1844, van het origineel dat in een groene zijden zak werd gevonden in het puin van de brand in het paleis van de graven van Ericeira, dat sindsdien verdwenen is. Het is een “zeer getrouwe kopie” die,

Ook is een miniatuur bewaard gebleven, geschilderd in India in 1581, in opdracht van Fernão Teles de Meneses en aangeboden aan de onderkoning D. Luís de Ataíde, die volgens getuigenissen uit die tijd sterk op zijn uiterlijk leek. Een ander portret werd in de jaren 1970 gevonden door Maria Antonieta de Azevedo, gedateerd 1556 en toont de dichter in de gevangenis. De eerste medaille met zijn beeltenis verscheen in 1782, in opdracht van de Baron van Dillon in Engeland, waarop Camões gekroond is met lauweren en gekleed in wapenschild, met de inscriptie “Apollo Portuguez

In de loop der eeuwen werd het beeld van Camões talloze malen verbeeld in gravures, schilderijen en beeldhouwwerken, door Portugese en buitenlandse kunstenaars, en er werden verschillende monumenten ter ere van hem opgericht, met als uitschieter het grote Monument voor Camões dat in 1867 werd opgericht op het Luís de Camões-plein in Lissabon, en dat werd ontworpen door Victor Bastos en het middelpunt is van officiële openbare plechtigheden en volksmanifestaties. Hij werd ook geëerd in muzikale composities, verscheen met zijn beeltenis op medailles en munten en als personage in romans, poëzie en toneelstukken. De film Camões, geregisseerd door José Leitão de Barros, was de eerste Portugese film die deelnam aan het filmfestival van Cannes in 1946. Beroemde kunstenaars die hem als model namen voor hun werk zijn onder meer Bordalo Pinheiro, Francisco Augusto Metrass, António Soares dos Reis, Horace Vernet, José Malhoa, Vieira Portuense, en Lagoa Henriques. Een krater op de planeet Mercurius en een asteroïde in de hoofdgordel werden naar hem genoemd.

Achtergrond

Camões leefde in de eindfase van de Europese Renaissance, een periode die werd gekenmerkt door vele veranderingen in cultuur en maatschappij, die het einde markeren van de Middeleeuwen en het begin van de Moderne Tijd en de overgang van feodalisme naar kapitalisme. Ze werd “Renaissance” genoemd vanwege de herontdekking en herwaardering van de culturele referenties van de Klassieke Oudheid, die de veranderingen van deze periode begeleidden in de richting van een humanistisch en naturalistisch ideaal dat de waardigheid van de mens bevestigde, hem in het centrum van het universum plaatste, hem tot de onderzoeker bij uitstek van de natuur maakte, en de rede en de wetenschap als scheidsrechters van het manifeste leven bevoorrechtte. In deze periode werden verschillende wetenschappelijke instrumenten uitgevonden en werden verschillende natuurwetten en voorheen onbekende fysische entiteiten ontdekt; de kennis van het aanzicht van de planeet zelf veranderde na de ontdekkingen van de grote zeevaarders. De geest van intellectuele speculatie en wetenschappelijk onderzoek nam toe, waardoor Natuurkunde, Wiskunde, Geneeskunde, Astronomie, Filosofie, Ingenieurswetenschappen, Filologie en verschillende andere takken van kennis een ongekend niveau van complexiteit, efficiëntie en nauwkeurigheid bereikten, hetgeen leidde tot een optimistische opvatting van de menselijke geschiedenis als een voortdurende en zich steeds uitbreidende uitbreiding ten goede. In zekere zin was de Renaissance een originele en eclectische poging om het heidense neoplatonisme te harmoniseren met de christelijke godsdienst, eros met charitas, samen met oosterse, joodse en Arabische invloeden, en waarbij de studie van magie, astrologie en het occulte niet ontbrak. Het was ook de tijd waarin sterke natiestaten begonnen te ontstaan, handel en steden zich uitbreidden en de bourgeoisie een kracht van groot sociaal en economisch belang werd, in contrast met de relatieve teruggang van de invloed van de godsdienst op het wereldgebeuren.

In de 16e eeuw, de tijd waarin Camões leefde, breidde de invloed van de Italiaanse Renaissance zich uit over heel Europa. Verscheidene van zijn meest typische kenmerken raakten echter in verval, met name als gevolg van een reeks politieke geschillen en oorlogen die de Europese politieke kaart veranderden, waarbij Italië zijn plaats als macht verloor, en de splitsing van het katholicisme, met de opkomst van de protestantse reformatie. In de katholieke reactie werd de Contra-Reformatie gelanceerd, de inquisitie werd gereactiveerd en de kerkelijke censuur werd opnieuw aangewakkerd. Tegelijkertijd raakten Machiavelli”s doctrines wijd verspreid, waardoor ethiek en machtspraktijk van elkaar werden losgekoppeld. Het resultaat was de herbevestiging van de macht van de godsdienst over de profane wereld en de vorming van een onrustige geestelijke, politieke, sociale en intellectuele sfeer, met een sterke dosis pessimisme, die een ongunstige weerslag had op de oude vrijheid die kunstenaars genoten. Desondanks konden de intellectuele en artistieke verworvenheden van de Hoog-Renaissance, die nog vers voor de ogen blonken, niet onmiddellijk worden vergeten, ook al kon hun filosofisch substraat niet langer geldig blijven ten aanzien van de nieuwe politieke, religieuze en sociale feiten. De nieuwe kunst die werd gemaakt, was weliswaar geïnspireerd door de bron van het classicisme, maar vertaalde deze in rusteloze, angstige, verwrongen, ambivalente vormen, gehecht aan intellectualistische kostbaarheid, kenmerken die de dilemma”s van de eeuw weerspiegelden en de algemene stijl van die fase als maniëristisch definiëren.

Sinds het midden van de 15e eeuw had Portugal zich gevestigd als een grote zee- en handelsmacht, had het zijn kunsten ontwikkeld en was het enthousiasme voor maritieme veroveringen gestild geraakt. De regering van João II werd gekenmerkt door de vorming van een gevoel van nationale trots, en tegen de tijd van Manuel I, zoals Spina & Bechara zeggen, had de trots plaatsgemaakt voor delirium, voor de pure euforie van wereldheerschappij. In het begin van de 16e eeuw klaagde Garcia de Resende dat er niemand was die zoveel hoogstandjes waardig kon vieren, waarbij hij beweerde dat er episch materiaal bestond dat superieur was aan dat van de Romeinen en Trojanen. Om in deze leemte te voorzien, schreef João de Barros zijn ridderroman, A Crónica do Imperador Clarimundo (1520), in epische vorm. Spoedig daarna verscheen António Ferreira, die zich opwierp als de mentor van de classicistische generatie en zijn tijdgenoten uitdaagde om de glorie van Portugal in hoogstaande stijl te bezingen. Toen Camões verscheen, was de grond voorbereid voor de apotheose van het vaderland, een vaderland dat hard had gevochten om zijn soevereiniteit te veroveren, eerst op de Moren en daarna op Castilië, een avontuurlijke geest had ontwikkeld die het over de oceanen had gevoerd, de bekende grenzen van de wereld had verlegd en nieuwe handels- en ontdekkingsroutes had geopend, vijandelijke legers en de vijandige krachten van de natuur had verslagen. Tegen die tijd dreigde echter al een politieke en culturele crisis, die kort na haar dood werkelijkheid werd toen het land zijn soevereiniteit verloor aan Spanje.

Overzicht

Camões” productie is verdeeld in drie genres: lyrisch, episch en theatraal. Zijn lyrisch werk werd onmiddellijk gewaardeerd als een grote prestatie. Hij toonde zijn virtuositeit vooral in liederen en elegieën, maar zijn roundondelles zijn er niet minder om. In feite was hij een meester in deze vorm, die de kunst van de glossa nieuw leven inblies, er spontaniteit en eenvoud in bracht, een delicate ironie en een levendige frasering, die de hoofse poëzie op het hoogste niveau bracht, en liet zien dat hij ook vreugde en ontspanning perfect wist uit te drukken. Zijn epische productie is samengevat in Os Lusíadas (De Lusiaden), een uitvoerige verheerlijking van de Portugese prestaties, niet alleen hun militaire overwinningen, maar ook hun verovering van de elementen en de fysieke ruimte, met herhaaldelijk gebruik van klassieke allegorieën. Het idee van een nationaal epos bestond in het Portugese binnenland al sinds de 15e eeuw, toen de zeevaart begon, maar het was aan Camões, in de daaropvolgende eeuw, om het te verwezenlijken. In zijn dramatische werken probeerde hij nationalistische en klassieke elementen te versmelten.

Indien hij in Portugal was gebleven als een hoofse dichter, zou hij waarschijnlijk nooit het meesterschap van zijn kunst hebben bereikt. De ervaringen die hij als soldaat en zeeman opdeed, verrijkten zijn visie op de wereld en stimuleerden zijn talent. Door hen wist hij zich te bevrijden van de formele beperkingen van de hoofse poëzie en de moeilijkheden die hij doormaakte, de diepe angst van de ballingschap, het verlangen naar zijn vaderland, doordrongen zijn geest onuitwisbaar en werden doorgegeven aan zijn werk, en hadden van daaruit een duidelijke invloed op de volgende generaties Portugese schrijvers. Zijn beste gedichten schitteren juist door de oprechtheid van het geuite leed en de eerlijkheid van die uitdrukking, en dit is een van de belangrijkste redenen waarom zijn poëzie op zo”n hoog niveau staat.

Zijn bronnen waren ontelbaar. Hij beheerste Latijn en Spaans, en bleek een gedegen kennis te hebben van de Grieks-Romeinse mythologie, de oude en moderne Europese geschiedenis, Portugese kroniekschrijvers en de klassieke literatuur, met auteurs als Ovidius, Xenophon, Lucanus, Valerius Flaco, Horatius, maar vooral Homerus en Vergilius, aan wie hij verschillende structurele en stilistische elementen ontleende en soms zelfs fragmenten in bijna letterlijke transcriptie. Volgens zijn citaten schijnt hij ook een goede kennis te hebben gehad van werken van Ptolemaeus, Diogenes Laertius, Plinius de Oudere, Strabo en Pomponius, naast andere geschiedschrijvers en wetenschappers uit de oudheid. Van de moderne was hij op de hoogte van de Italiaanse productie van Francesco Petrarca, Ludovico Ariosto, Torquato Tasso, Giovanni Boccaccio en Jacopo Sannazaro, en van de Castiliaanse literatuur.

Voor degenen die de Renaissance beschouwen als een homogene historische periode die zich laat leiden door klassieke idealen en zich uitstrekt tot het einde van de zestiende eeuw, is Camões zuiver en alleen een Renaissancemens, maar algemeen wordt erkend dat de zestiende eeuw grotendeels werd gedomineerd door een stilistische afleiding die Maniërisme wordt genoemd en die op verschillende punten een antiklassieke school is en op verschillende manieren de barok voorafgaat. Voor verschillende auteurs is het dan ook passender om de stijl van Camões te omschrijven als maniëristisch, waarmee hij zich onderscheidt van het typische classicisme uit de Renaissance. Dit wordt gerechtvaardigd door de aanwezigheid van verschillende taalmiddelen en een benadering van zijn thema”s die niet in overeenstemming zijn met de doctrines van evenwicht, economie, rust, harmonie, eenheid en onveranderlijk idealisme die de fundamentele assen zijn van het classicisme van de Renaissance. Camões sloeg, na een typisch klassieke beginfase, andere wegen in en rusteloosheid en drama werden zijn metgezellen. In heel De Lusiades zijn de tekenen van een politieke en geestelijke crisis zichtbaar, blijft het vooruitzicht van de ondergang van het rijk en het karakter van de Portugees in de lucht hangen, gecensureerd door slechte gewoonten en gebrek aan waardering voor de kunsten, afgewisseld met passages waarin hij zijn enthousiaste verontschuldiging uitspreekt. Eveneens typerend voor het Maniërisme, en zelfs nog meer voor de Barok, is de smaak voor contrast, voor emotionele vervoering, voor conflict, voor paradox, voor religieuze propaganda, voor het gebruik van complexe stijlfiguren en kostbaarheden, zelfs voor het groteske en het monsterlijke, waarvan vele gemeenschappelijke kenmerken zijn in Camões” werk.

Het maniëristische karakter van zijn werk wordt ook gekenmerkt door de dubbelzinnigheden die voortkomen uit de breuk met het verleden en de gelijktijdige gehechtheid daaraan, waarbij het eerste tot uiting komt in de verbeelding van een nieuwe tijd en het gebruik van nieuwe poëtische formules uit Italië, en het tweede in het gebruik van archaismen die typisch zijn voor de Middeleeuwen. Naast het gebruik van renaissance- en classicistische vormmodellen, cultiveerde hij de middeleeuwse genres van de vilancete, de cantiga en de trova. Voor Joaquim dos Santos ligt het tegenstrijdige karakter van zijn poëzie in het contrast tussen twee tegengestelde premissen: idealisme en praktische ervaring. Hij verenigde waarden die typisch zijn voor het humanistisch rationalisme met andere die ontleend zijn aan de ridderschap, de kruistochten en het feodalisme, hij bracht de voortdurende propaganda van het katholieke geloof op één lijn met de antieke mythologie, verantwoordelijk op esthetisch niveau voor alle actie die de uiteindelijke prestatie materialiseert, de aurea mediocritas die de klassieken dierbaar waren terzijde schuivend om te pleiten voor het primaat van de wapenuitoefening en de glorieuze verovering.

De Lusiaden

De Lusiades wordt beschouwd als het Portugese epos bij uitstek. De titel zelf suggereert al de nationalistische bedoelingen, aangezien hij is afgeleid van de oude Romeinse naam voor Portugal, Lusitania. Het is een van de belangrijkste epen van de moderne tijd vanwege zijn grootsheid en universaliteit. Het epos vertelt het verhaal van Vasco da Gama en de Portugese helden die rond Kaap de Goede Hoop voeren en een nieuwe route naar India openden. Het is een humanistisch epos, zelfs in zijn tegenstrijdigheden, in de vereniging van heidense mythologie met de christelijke visie, in de tegengestelde gevoelens over oorlog en imperium, in de smaak voor rust en het verlangen naar avontuur, in de waardering van zinnelijk genot en de eisen van een ethisch leven, in de perceptie van grootheid en het voorgevoel van verval, in de heroïek die betaald wordt met lijden en strijd. Het gedicht opent met de beroemde verzen:

De wapens en de baronnen die, van de westelijke Lausitaanse kust, door nooit eerder bevaren zeeën, zelfs voorbij de Taprobana trokken, in gevaren en oorlogen, meer dan menselijke kracht kon beloven, en onder afgelegen mensen een nieuw koninkrijk bouwden, dat zij zo versterkten.

De tien canto”s van het gedicht tellen in totaal 1 102 strofen in een totaal van 8 816 decasyllabbige verzen, waarbij gebruik wordt gemaakt van het achtste rijm (abababcc). Na een inleiding, een aanroeping en een toewijding aan koning D. Sebastião, begint de actie, waarin mythe en historisch feit samenvloeien. Vasco da Gama, varend langs de kust van Afrika, wordt gadegeslagen door de vergadering van klassieke goden, die het lot van de expeditie bespreken, die wordt beschermd door Venus en aangevallen door Bacchus. Op verzoek van de plaatselijke koning rust hij een paar dagen uit in Melinde, waar Vasco da Gama de hele Portugese geschiedenis vertelt, van het ontstaan tot de reis die hij onderneemt. De cantos III, IV en V bevatten enkele van de beste passages uit het hele epos: de episode van Inês de Castro, die symbool wordt van liefde en dood, de slag bij Aljubarrota, het visioen van koning Manuel I, de beschrijving van het vuur van Santelmo, het verhaal van de reus Adamastor. Terug op het schip gebruikt de dichter zijn vrije tijd om het verhaal van de Twaalf van Engeland te vertellen, terwijl Bacchus de zeegoden oproept om de Portugese vloot te vernietigen. Venus komt tussenbeide en de schepen slagen erin Calicut, in India, te bereiken. Daar ontving Paulo da Gama de vertegenwoordigers van de koning en legde hij de betekenis uit van de vaandels die het schip van de kapitein sierden. Op de terugreis genieten de zeelieden van het eiland dat Venus voor hen heeft geschapen en hen beloont met haar gunsten van de nimfen. Een van hen bezingt de glorieuze toekomst van Portugal en de scène wordt afgesloten met een beschrijving van het heelal door Thetis en Vasco da Gama. De reis gaat dan verder naar huis.

In Os Lusíadas bereikt Camões een opmerkelijke harmonie tussen klassieke eruditie en praktische ervaring, ontwikkeld met volmaakte technische vaardigheid, waarbij hij de Portugese avonturen beschrijft met momenten van ernstige overpeinzing vermengd met andere van delicate gevoeligheid en humanisme. De grote beschrijvingen van veldslagen, van de manifestatie van natuurkrachten, van zinnelijke ontmoetingen, overstijgen de allegorie en de classicistische toespeling die het hele werk doordringen en presenteren zich als een vloeiend betoog dat altijd van hoog esthetisch niveau is, niet alleen vanwege het bijzonder goed gerealiseerde verhalende karakter, maar ook vanwege de superieure beheersing van alle middelen van de taal en de kunst van de versificatie, met een kennis van een breed scala aan stijlen, die in een doelmatige combinatie worden gebruikt. Het werk is ook een ernstige waarschuwing aan de christelijke koningen om hun kleinzielige rivaliteiten te laten varen en zich te verenigen tegen de islamitische expansie.

De structuur van het werk is op zichzelf al interessant, want volgens Jorge de Sena is niets willekeurig in Os Lusíadas. Een van de argumenten die hij naar voren bracht was het gebruik van de gulden snede, een bepaalde verhouding tussen de delen en het geheel, waarbij het geheel wordt georganiseerd door ideale verhoudingen die vooral belangrijke passages benadrukken. Sena toonde aan dat de toepassing van de gulden snede op het gehele werk precies valt op het vers dat de aankomst van de Portugezen in India beschrijft. Wanneer de sectie afzonderlijk wordt toegepast op de twee resulterende delen, bevat het eerste deel de episode waarin wordt verteld over de dood van Inês de Castro en, in het tweede deel, de strofe waarin wordt verteld over Cupido”s pogingen om de Portugezen en de nimfen te verenigen, hetgeen voor Sena het belang van de liefde in de hele compositie versterkt. Twee andere elementen verlenen “Os Lusíadas” zijn moderniteit en distantiëren het van het classicisme: de invoering van twijfel, tegenspraak en twijfel, in tegenstelling tot de bevestigende zekerheid die het klassieke epos kenmerkt, en het primaat van de retoriek over de actie, waarbij de wereld van de feiten wordt vervangen door de wereld van de woorden, die de werkelijkheid niet volledig redden en zich ontwikkelen tot metataal, met hetzelfde ontwrichtende effect op het traditionele epos.

Volgens Costa Pimpão is er geen bewijs dat Camões van plan was zijn epos te schrijven voordat hij naar India was gereisd, hoewel heroïsche thema”s al in zijn eerdere productie aanwezig waren. Het is mogelijk dat hij enige inspiratie haalde uit fragmenten van de Decades of Asia, João de Barros, en de History of the Discovery and Conquest of India by the Portuguese, Fernão Lopes de Castanheda. Over de klassieke mythologie was hij daarvoor zeker goed geïnformeerd, evenzeer als over de oude epische literatuur. Blijkbaar begon het gedicht al in 1554 vorm aan te nemen. Storck is van mening dat de vastberadenheid om het te schrijven werd geboren tijdens de zeereis zelf. Tussen 1568 en 1569 werd hij in Mozambique gezien door de historicus Diogo do Couto, zijn vriend, die nog werkte aan het werk, dat pas in 1572 in Lissabon aan het licht kwam.

Het succes van de publicatie van De Lusiades zou een tweede editie noodzakelijk hebben gemaakt in hetzelfde jaar als de princeps editie. De twee verschillen in talrijke details en er is lang over gediscussieerd welke nu eigenlijk het origineel is. Het is evenmin duidelijk aan wie de wijzigingen in de tweede tekst te danken zijn. Momenteel wordt de editie met het merkteken van de uitgever, een pelikaan met zijn nek naar links gedraaid, die editie A wordt genoemd en die onder toezicht van de auteur is gemaakt, als origineel erkend. Editie B werd echter lange tijd als de princeps beschouwd, met desastreuze gevolgen voor de latere kritische analyse van het werk. Blijkbaar werd de B-editie later, rond 1584 of 1585, op clandestiene wijze vervaardigd, waarbij de fictieve datum 1572 werd genomen om de vertragingen van de toenmalige censuur te omzeilen, indien zij als een nieuwe editie werd uitgegeven, en om de ernstige gebreken van een andere editie van 1584, de zogenaamde Piscos-editie, te corrigeren. Maria Helena Paiva heeft echter de hypothese geopperd dat de edities A en B slechts varianten zijn van dezelfde editie, die werd gecorrigeerd na het zetwerk, maar terwijl het drukken al aan de gang was. Volgens de onderzoeker “leidde de noodzaak om de pers optimaal te benutten ertoe dat, zodra het drukken van een formulier, dat uit verschillende folio”s bestond, voltooid was, een eerste drukproef werd genomen, die werd gecorrigeerd terwijl de pers doorging, nu met de gecorrigeerde tekst. Er waren dus ongecorrigeerde gedrukte folio”s en gecorrigeerde gedrukte folio”s, die op onduidelijke wijze in hetzelfde exemplaar waren samengevoegd”, zodat in het perssysteem van die tijd geen twee exemplaren strikt gelijk waren.

Rijmen

Camões” lyrische werk, verspreid in manuscripten, werd verzameld en postuum gepubliceerd in 1595 onder de titel Rimas. In de loop van de 17e eeuw heeft het groeiende prestige van zijn epos bijgedragen tot een nog grotere waardering van deze andere gedichten. De verzameling bestaat uit redondyllen, odes, glosses, cantigas, rounds of variations, sextiles, sonnetten, elegies, éclogues en andere korte strofen. Zijn lyrische poëzie is afkomstig uit verschillende bronnen: de sonnetten volgen over het algemeen de van Petrarca afgeleide Italiaanse stijl, de liederen zijn gemodelleerd naar Petrarca en Pietro Bembo. In de odes zien we de invloed van de ridderlijke troubadourspoëzie en van de klassieke poëzie, maar met een meer verfijnde stijl; in de tweeënzestig is de Provençaalse invloed duidelijk; in de ronde nummers heeft hij de vorm uitgebreid, de lyriek verdiept en een thematiek geïntroduceerd, gewerkt in antithesen en paradoxen, onbekend in de oude traditie van de maatjesliederen, en de elegieën zijn vrij classicistisch. Zijn strofen volgen een epistolaire stijl, met moraliserende thema”s. De écoglas zijn perfecte stukken van het pastorale genre, ontleend aan Vergilius en de Italianen. In veel punten van zijn lyriek werd ook de invloed van de Spaanse poëzie van Garcilaso de la Vega, Jorge de Montemor, Juan Boscán, Gregorio Silvestre en verschillende andere namen ontdekt, zoals zijn commentator Faria e Sousa opmerkt.

Ondanks de zorgvuldigheid waarmee de eerste redacteur van de rijmpjes, Fernão Rodrigues Lobo Soropita, te werk ging, werden in de uitgave van 1595 verschillende apocriefe gedichten opgenomen. In de daaropvolgende eeuwen werden vele gedichten ontdekt en aan hem toegeschreven, maar niet altijd met zorgvuldige kritische analyse. Het resultaat was dat, bijvoorbeeld, terwijl er in de oorspronkelijke Rhymes 65 sonnetten stonden, er in Juromenha”s editie van 1861 352 stonden; in Aguiar e Silva”s editie van 1953 waren er nog 166 stuks opgenomen. Bovendien hebben vele edities de oorspronkelijke tekst gemoderniseerd of “verfraaid”, een praktijk die vooral na de editie van Faria e Sousa in 1685 is geaccentueerd, waardoor een eigen traditie over deze versneden les is ontstaan en wortel heeft geschoten, die enorme moeilijkheden heeft veroorzaakt bij de kritische studie. Meer wetenschappelijke studies begonnen pas aan het einde van de 19e eeuw, met de bijdrage van Wilhelm Storck en Carolina Michaelis de Vasconcelos, die verschillende apocriefe samenstellingen terzijde schoven. In het begin van de 20e eeuw werd het werk voortgezet door José Maria Rodrigues en Afonso Lopes Vieira, die in 1932 de Rimas publiceerden in een editie die zij “kritisch” noemden, hoewel zij die naam niet verdiende: zij nam grote delen van de les van Faria e Sousa over, maar de uitgevers beweerden dat zij de oorspronkelijke edities, van 1595 en 1598, hadden gebruikt. Anderzijds hebben zij zeker de kwestie van de tekstfraude aan de orde gesteld, die reeds lang aan de gang was en de gedichten zozeer had vervalst dat zij onherkenbaar waren geworden. Eén voorbeeld zal volstaan:

Het lijkt onmogelijk om in deze zuivering tot een definitief resultaat te komen. Er is echter voldoende authentiek materiaal overgebleven om zijn positie als de beste Portugese lyricus en de grootste Renaissance-dichter van Portugal te garanderen.

Komedies

De algemene inhoud van zijn werken voor het toneel combineert, op dezelfde wijze als in Os Lusíadas, nationalisme en klassieke inspiratie. Zijn productie op dit gebied is samengevat in drie werken, alle in het genre van de komedie en in het formaat van een auto: El-Rei Seleuco, Filodemo en Anfitriões. De toeschrijving van El-Koning Seleucus aan Camões is echter omstreden. Het bestaan ervan was pas bekend in 1654, toen het verscheen in het eerste deel van de Rhymes in Craesbeeck”s editie, die geen bijzonderheden gaf over de oorsprong ervan en weinig zorg besteedde aan de bewerking van de tekst. Het stuk verschilt ook in verschillende opzichten van de andere twee die bewaard zijn gebleven, zoals de veel kortere lengte (één akte), het bestaan van een proloog, en de minder diepgaande en minder erudiete behandeling van het liefdesthema. Het thema, de gecompliceerde passie van Antiochus, zoon van koning Seleucus I Nicátor, voor zijn stiefmoeder, koningin Stratonice, is ontleend aan een historisch feit uit de oudheid, overgeleverd door Plutarch en herhaald door Petrarca en het Spaanse volksliedboek, dat het heeft bewerkt in de stijl van Gil Vicente.

Amphitryon, gepubliceerd in 1587, is een bewerking van Plautus” Amphitryon, waarin hij het komische karakter van de mythe van Amphitryon accentueert en de almacht van de liefde benadrukt, die zelfs de onsterfelijken onderwerpt, ook in navolging van de Vincentiaanse traditie. Het stuk is geschreven in kleine ronde woorden en maakt gebruik van tweetaligheid, waarbij Castiliaans wordt gebruikt in de tekst van het personage Sósia, een slaaf, om te wijzen op zijn lage sociale niveau in passages die het groteske bereiken, een middel dat ook in de andere stukken voorkomt. O Filodemo, gecomponeerd in India en opgedragen aan de onderkoning Francisco Barreto, is een zedenscheppende komedie in vijf bedrijven, volgens de klassieke indeling. Het thema is de liefde van een bediende, Filodemo, voor Dionisa, de dochter van de edelman in wiens huis hij dient, met autobiografische trekken. Camões zag de komedie als een secundair genre, slechts van belang als een amusement van omstandigheden, maar hij bereikte belangrijke resultaten door het komische karakter van de personages over te brengen naar de actie en de plot te verfijnen, en zo de weg te wijzen naar de vernieuwing van de Portugese komedie. Zijn suggestie werd echter niet opgevolgd door de cultivatiebeoefenaars van het genre die hem opvolgden.

Thematische kernen van Camões” werk

Voor Ivan Teixeira was Os Lusíadas weliswaar niet geschreven op verzoek van de staat, maar het beantwoordde perfect aan een culturele behoefte van het expansionistische streven. Camões geloofde in het dominante discours in Portugal in zijn tijd, dat de Portugezen een beschavende missie te vervullen hadden in de wereld. In de tekst wordt die missie expliciet gemaakt, maar de ideologie overschaduwt zijn kunst niet. Integendeel, het is de poëzie die de geschiedenis een ruimere betekenis geeft, een ruimere betekenis die Camões beschouwde als de plicht van de dichter om aan zijn tijdgenoten te openbaren, steunend op de glorie van het verleden en van het heden om op te stijgen op een hoge vlucht en met het oog van de geest de nog grootsere vooruitzichten aan de verre horizon van de toekomst te onderzoeken, door de Kunst het ontvangen visioen terug te geven aan de wereld, zodat de Kunst de Geschiedenis een nieuwe betekenis zou geven, de superieure betekenis van die Geschiedenis zou garanderen in de onsterfelijkheid van een Kunst die er recht aan doet, waardoor de Portugese geestdrift voor nog grotere veroveringen weer zou aanwakkeren. Zoals Alcyr Pécora suggereerde, is het alsof zonder het epos het Goede van de prestatie niet volledig zou kunnen worden volbracht. Wapens alleen zijn niet genoeg voor grootheid, het is noodzakelijk dat de kunsten haar bezingen, en als de held de kunst niet waardeert, beperkt hij zich tot zijn deugd, en verliest hij het vermogen om het verhevene te bereiken. Camões, zonder bescheidenheid, plaatste zichzelf als de stem van dit lied dat nodig was voor de grootsheid van Portugal, maar beschimpte de ondankbaarheid en het onrecht dat hem werd aangedaan:

Kijk hoe lang geleden, zingend Uw Taag en uw Lusitaniërs, Fortuna mij op mijn pelgrimstocht bracht, en nieuwe werken en nieuwe schade zag: ….. In ruil voor de rust waarop ik hoopte, de lauwerkapellen die mij zouden eren, bedachten zij voor mij nooit gebruikte arbeid, waarmee zij mij in zo”n harde staat neerlegden ….. Kijk, Nimfen, wat een dappere heren uw Taag creëert, die met zulke gunsten hen weten te prijzen, die hen zingend glorieus maken!”

Maar zelfs ten koste van zichzelf is het duidelijk dat het niet zijn bedoeling was de Portugezen te verheerlijken, maar hen te goddelijken, hetzij door hun positieve prestaties te vieren, hetzij door hun slechte gedrag te corrigeren. Os Lusíadas is dus niet alleen geschiedenis en verontschuldiging, niet alleen “vernuft en kunst”, maar ook een kritiek op gebruiken, een ethisch dictaat, een complex en soms tegenstrijdig politiek programma, en een belofte van een betere toekomst, een toekomst waarvan nog nooit een volk heeft gedroomd. In het gedicht worden grote figuren uit de oudheid overschaduwd door wat de mannen van Portugal hebben bereikt en nog zullen bereiken. De Portugezen zouden goddelijk worden, niet alleen door de vastberadenheid van geest, door de fysieke moed tegenover de vijand, maar door de uitoefening van de hoogste deugden. Voor Camões waren de Lusos voorbestemd om de roem van de Ouderen te vervangen, omdat hun bekwaamheid hen overtrof. Zelfs de verering voor de Oudheid die de dichter koesterde, kon zijn opvatting van de Portugezen als sublieme helden niet wegnemen:

Hou op met de wijze Grieken en Trojanen, met hun grote reizen. Hou op met Alexandro en Trajanus, met de roem van hun overwinningen. Ik zing over de roemruchte borst van Lusitania, aan wie Neptunus en Mars gehoorzaamden. Hou op met alles wat de oude muze zingt, dat een andere, hogere waarde verheugt.

Maar hier zien we een van de paradoxen van Camões” politieke ideologie, of misschien zijn voorzichtigheid en wijsheid, want terwijl De Lusiades aan de ene kant een lofzang zijn op de geest van de verovering, is het aan de andere kant een profetische veroordeling, door de stem van de Oude Man van Restelo, van de “ijdele hebzucht” van de Portugezen, hun verlangen naar de “glorie van het bevel”, en “deze ijdelheid die wij roem noemen”, weerklinkt waarschijnlijk een stroming in zijn tijd die in strijd was met de uitgangspunten van de scheepvaart, waarbij hij “de vijand voor de poorten laat staan, omdat je van zo ver weg een ander gaat zoeken, zodat het oude Koninkrijk ontvolkt en verzwakt is en ver weg gaat”. Zijn verschijning sluit af met een waarschuwing aan de Portugezen tegen overmoed, de “hoge begeerten”, en herinnert eraan hoe Phaethon, “de ellendige jongeling”, zijn eigen ondergang veroorzaakte door te proberen de zonnewagen van zijn vader, Helios, te besturen zonder daartoe de bekwaamheid te bezitten, en daarom door Zeus werd neergeslagen, en hoe Icarus bezweek aan de verleiding om met zijn vleugels van was tegen de zon in te vliegen, ze zag smelten en dodelijk op de aarde viel.

Van de meest voorkomende thema”s in Camões” teksten is de liefde een centraal thema en het komt ook opvallend voor in Os Lusíadas. In zijn conceptie nam het elementen op uit de klassieke leer, de hoofse liefde en de christelijke godsdienst, die alle bijdroegen tot het aanmoedigen van geestelijke in plaats van vleselijke liefde. Voor de Klassieken, vooral de Platonische school, is geestelijke liefde de hoogste, de enige liefde die de wijzen waardig is, en dit soort onstoffelijke genegenheid kwam bekend te staan als Platonische liefde. In de christelijke godsdienst van zijn tijd werd het lichaam gezien als de bron van een van de hoofdzonden, de wellust, en werd daarom altijd met argwaan, zo niet met minachting bekeken; hoewel de liefde in haar geestelijke varianten werd goedgekeurd, was de seksuele liefde in de eerste plaats toegestaan voor de voortplanting, waarbij het genot op het tweede plan bleef. Uit de troubadour-poëzie erft hij de traditie van de hoofse liefde, die op haar beurt een Platoonse afleiding is die de dame op een ideaal niveau plaatst, dat nooit bereikbaar is, en van de ridder een onberispelijke ethiek en totale onderdanigheid aan zijn geliefde eist. In deze context is Camões” liefde, zoals uitgedrukt in zijn werken, in de regel een geïdealiseerde liefde die niet tot bloei komt en wordt uitgedrukt op het niveau van abstractie en kunst. Het is echter een liefde die gevangen zit in dualisme; het is een liefde die weliswaar de geest verlicht, poëzie voortbrengt en de geest veredelt, en haar dichter brengt bij het goddelijke, het schone, het eeuwige, het zuivere en het wonderbaarlijke, maar het is ook een liefde die foltert en tot slaaf maakt omdat het onmogelijk is het verlangen naar bezit van de geliefde en de drang van het vlees te negeren. De dichter klaagde ontelbare malen, bitter, over de tirannie van deze onmogelijke liefdes, hij weende over de afstanden, het afscheid, het verlangen, het gebrek aan wederkerigheid, en de ongrijpbaarheid van de edele vruchten die zij voortbrengen. Neem, bijvoorbeeld, een bekend sonnet:

Liefde is een vuur dat brandt zonder gezien te worden;Het is een wond die pijn doet en niet gevoeld wordt;Het is een ontevreden tevredenheid;Het is een pijn die barst zonder pijn te doen;Het is niet meer willen dan goed willen;Het is eenzaam om tussen de mensen te lopen;Het is nooit tevreden zijn om gelukkig te zijn;Het is de zorg die gewonnen wordt door te verliezen;Het is gevangen willen worden door verlangen;Het is degene dienen die wint, de winnaar;Het is trouw zijn aan degene die ons doodt. Maar hoe kunt gij vriendschap in mensenharten veroorzaken, als de liefde zelf zo tegengesteld aan u is?

Alle paradoxen die door de amoureuze idealisering worden gecreëerd, worden benadrukt door de poëtische structuur zelf, vol antithesen, metaforen, syllogismen, opposities en inversies, die in Cavalcantes analyse

Indien de aardse voleinding onmogelijk is, kan de dood van de geliefden zelf noodzakelijk zijn, opdat zij in het Paradijs verenigd worden. Op deze manier begeleidt het thema van de dood dat van de liefde in veel van Camões” poëzie, hetzij expliciet of impliciet. De liefde was voor hem echter niet altijd een drama, en de dichter was in staat de zuiver vreugdevolle en rustige kant ervan uit te drukken, waarbij hij, zoals Joaquim Nabuco opmerkte, de kern van de eenvoud van het gevoel raakte. Als voorbeeld gaf hij het volgende sonnet:

De minnaar is veranderd in het geliefde door veel inbeelding; ik heb geen verlangen meer, want in mij heb ik het gewenste deel. Als mijn ziel erin veranderd is, wat verlangt het lichaam dan te bereiken? In zichzelf alleen kan het rusten, want zo”n ziel is ermee verbonden. Maar deze mooie en zuivere Semidea Dat als het ongeluk in zijn onderwerp, Zo met mijn ziel is conform”d; Het is in het denken als een idee; En de levende, de zuivere liefde waarvan ik ben gemaakt, Als eenvoudige materie zoekt vorm.

Hoe dan ook, ondanks de frustraties en het steeds terugkerende lijden was de liefde voor Camões de moeite van het leven waard: “Tranen wakkeren mijn liefde aan en ik ben tevreden met mezelf omdat ik van je heb gehouden”, en in zijn beschrijvingen van zijn geliefde komen beelden van grote fijngevoeligheid voor, waarin de vrouw als centraal element wordt geplaatst in een harmonieus natuurlijk landschap, vooral in zijn meer rechtstreeks aan Petrarca ontleende lyriek en aan de Portugese pastorale traditie van de Cancioneiro Geral van Garcia de Resende, die het klassieke bucolicisme oproepen. Het schilderij met woorden brengt zowel de natuurlijke als de vrouwelijke schoonheden naar voren en is in staat een psychologisch profiel te schetsen door de beschrijving van de gebaren, de houdingen en de lichaamsbewegingen van de vrouw, zoals blijkt uit de passage: “Het gezicht op haar hand

De amoureuze dualiteit die in de teksten van Camões tot uitdrukking komt, komt overeen met twee opvattingen over de vrouw: de eerste is een engelachtig schepsel, een voorwerp van aanbidding, een bijna goddelijk wezen, onaantastbaar en ver weg. Haar beschrijving benadrukt de overeenkomsten tussen haar fysieke schoonheid en haar morele en spirituele perfectie. Haar haar is goud, haar mond een roos, haar tanden parels en haar eenvoudige nabijheid en overpeinzing zijn hemelse gaven. Maar de in de geest beleefde liefde maakt plaats voor totaliserende gevoelens die uiteindelijk ook een erotische en hedonistische uiting inhouden en een beroep doen op onmiddellijk genot, voordat de tijd de lichamen verteert in aftakeling, en dan de andere vrouw oproept, de vleselijke vrouw. Als de lichamelijke vereniging niet tot stand komt, ontstaat het lijden en daarmee de vervreemding van de wereld, de verbijstering en de “poëzie van de opluchting”, zoals Soares het noemde. In Camões” teksten is de vrouw het polariserende steunpunt van plezier en pijn, en rond de vrouwelijke figuur draait alle amoureuze pathos, zij is het begin- en eindpunt van het hele poëtische discours. Zelfs zonder ooit getrouwd te zijn en ook al adoreerde hij zijn muzen van een afstand, Camões heeft naar alle waarschijnlijkheid vleselijke liefde ervaren. In Os Lusíadas, dat de traditie van de Petrarca-liefdesliteratuur overstijgt, vindt men de meest erotisch geladen passages in Camões” werk, in verscheidene levendige, vrije, hartstochtelijke en eerlijke beschrijvingen van de zinnelijke ontmoeting en van vrouwen, niet zelden badend in een intense lyriek. De meest opvallende passages in deze zin zijn het portret van Venus en haar beklimming van de Olympus, waar zij Jupiter verleidt om de Portugezen gunstig te stemmen, in Canto II, en de scènes op het Eiland der Lusten, in Cantos IX en X. Hieronder staat een uittreksel van het portret van de godin:

En als ik een kind was geweest, zou ik geen kind van hem zijn geweest, maar ik zou een kind van hem zijn geweest. Het is echter niet zo, dat alles verborgen of onbedekt is; De sluier van purperen lelies is niet erg gierig; Maar, opdat de begeerte de bocht verlicht, plaatst zij dat zeldzame voorwerp voor hem. In de Hemel, overal, wordt jaloezie gevoeld in Vulcanus, liefde in Mars.

Voor Cidália dos Santos ligt de doeltreffendheid van de erotische evocatie in de vaardige creatie van een voyeuristische route die het lichaam van de godin afwisselend tentoonstelt en verbergt, op een schaal van progressieve intensiteit en met tamelijk gewaagde beschrijvingen, ook al maakt zij gebruik van een metafoor om het brandpunt van het seksuele verlangen aan te geven, de lippen van haar vulva: “de paarse lelies”. In de beschrijving van het Eiland der Lusten wordt de erotische sfeer consequent gehandhaafd door middel van een lange passage, ook in een toenemende opeenvolging van intensiteit, waarin het ontstaan van het eiland, de aankomst van de nimfen en de voorbereidingen voor het genot van de Portugezen worden beschreven, tot het moment waarop de zeelieden de “jacht” op de nimfen door het woud beginnen en zich uiteindelijk bij hen voegen in een moment van bevrijdend en algemeen genot dat alle eerder geleden arbeid compenseert:

O, wat een hongerige kussen in het bos, En wat een zoete kreten klonken er! Wat een zachte strelingen, wat een eerlijke toorn, Wat een vrolijke lach werd het! Wat brengen ze nog meer door in de ochtend, en tijdens de siësta, Dat Venus met pleziertjes ontvlamt, Beter om het te proberen dan om het te beoordelen, Maar beoordelen wie het niet kan proberen

Er zij op gewezen dat de collectieve seksuele vervoering op het Eiland der Lusten, hoewel met alle attributen van vleselijkheid en met uitgesproken erotische details beschreven, ver verwijderd is van het karakter van een ongebreidelde orgie. De nimfen zijn godinnen, en de liefde die ze aanbieden is niet vulgair. In de klassieke traditie waren zij entiteiten die het intellect verlichtten en de leiding hadden over generatie en regeneratie, en in het epos verschijnen zij als potentiële matrices van een gesublimeerd ras, het “sterke en mooie nageslacht” dat Camões zo graag in Portugal geboren wilde zien worden. Het Eiland der Lusten zelf belichaamt verschillende attributen van een aards paradijs, waar de band tussen man en vrouw vol en harmonieus is, tegelijk vleselijk en geestelijk. Volgens Borges “ligt de paradijselijke kwaliteit van het eiland juist in het opheffen van de scheiding en tegenstelling tussen lichaam en geest, man en vrouw, mens en goddelijk, sterfelijk en onsterfelijk, activiteit en einde, wezen en bewustzijn”.

Afgezien van de mythologische vrouwenfiguren, die tot het mythische vlak behoren en boven de Geschiedenis staan en vrij zijn van de erfzonde, onthult de visie op de vrouw in Os Lusíadas de algemene opinie van haar tijd: vrouwen zijn des te verhevener naarmate zij dichter komen bij het gedrag van Maria, de moeder van Jezus, het ultieme model van christelijke vrouwelijke volmaaktheid. Binnen deze norm waren hun rollen die van dochter, moeder, echtgenote, huisvrouw en toegewijde, trouw, rustig, onderdanig en bereid hun eigen leven op te geven om hun echtgenoot, familie en land te dienen. In deze lijn worden de vrouwen van Restelo, Leonor Sepúlveda en Dona Filipa het meest geprezen, gevolgd door Inês de Castro, die, ook al is zij een maîtresse, uiteindelijk wordt verdedigd vanwege haar trouw aan de prins, haar “zuivere liefde”, haar fijngevoeligheid, haar moederlijke zorg voor haar kinderen, haar lijden, boetedoening en “rauwe dood”. Intussen worden Teresa en, meer nog, Leonor Teles, streng veroordeeld wegens hun gedrag dat afwijkt van de christelijke norm, waardoor zij de natie in gevaar brengen.

Een ander belangrijk thema dat in zijn poëzie voorkomt is de vergankelijkheid van de dingen in de wereld, ook uitgewerkt via dialectische contrasten en andere taalspelletjes. Camões maakt in zijn werk een uitvoerige meditatie over de menselijke conditie, vanuit zijn moeizame persoonlijke ervaring, die hij weerspiegeld en vermenigvuldigd ziet in de wereld. Daarom ontwikkelde hij een gevoel van fatalisme: de wereld is vergankelijk, merkt de dichter op, de mens is zwak en zijn wil is wankel en machteloos tegenover de superieure krachten van het lot. Het is de zee die plotseling de geliefde maagd terugbrengt, het is de oorlog en de ziekte die levens verwoesten die nog in de knop zitten, het is de afstand die geliefden scheidt, het is de tijd die de hoop doet vervagen, het is de ervaring die de mooie droom tegenspreekt, alles gaat voorbij en het onvoorziene verrast de mens bij elke stap, Alles gaat voorbij en het onverwachte verrast de mens bij elke stap, waardoor elke mogelijkheid om het renaissanceperspectief van harmonie tussen mens en kosmos te handhaven, teniet wordt gedaan – daaruit vloeit de desillusie voort, de ontgoocheling, een veelvoorkomend begrip in dit domein van zijn werk, waardoor hij de bitterheid van de dood ervaart terwijl hij nog leeft. Zijn geest is verloren in een zee van onsamenhangende gedachten, hij komt tot de conclusie dat het leven geen reden van bestaan heeft en dat het even nutteloos als gevaarlijk is om te proberen de zin ervan te ontdekken, want nadenken over de moeilijkheden van het leven verdiept alleen maar de pijn van het leven en heeft niet de macht om hem te redden uit de ellendige realiteit van de mens. De beroemde redondilla Sobre os rios que vão (ook bekend als Sôbolos rios que vão), gecomponeerd na de schipbreuk in de Oriënt, illustreert dit aspect van Camões” werk, waaruit drie strofen volgen:

Wat de godsdienst betreft, is Os Lusíadas een onverzettelijke verdediging van het katholicisme en een zware aanval op degenen die het niet omhelzen, met kritiek op de protestanten en vooral de moslim “ongelovigen”, die bijna altijd worden beschreven als sluw, bedrieglijk en verachtelijk. Hij bekritiseert zelfs katholieke landen als Frankrijk, omdat zij hun godsdienst niet krachtig verdedigen tegen de opmars van de protestanten, en Italië zelf, de zetel van het pausdom, omdat zij van mening zijn dat het in ondeugden is vervallen. Zelfs de voortdurende aanwezigheid van heidense goden in het gedicht is niet in strijd met zijn orthodoxie, want in die tijd werd dit beschouwd als een natuurlijke dichterlijke vrijheid en zo werd het ook opgevat door de kerkelijke censuur. Het thema van de religie duikt ook op in zijn lyrische productie, zoals het volgende sonnet illustreert:

Waarom daalt het Goddelijke neer in een menselijk ding? Om het menselijke te verheffen tot het Goddelijke. Waarom komt hij zo arm en zo klein, zich overgevend aan de macht van de hand van een tiran? Waarom komt hij om een onmenselijke dood te ontvangen Om te betalen voor Adam”s zinloosheid. “Adam en Eva werd het fruit ontzegd dat hun God hen verboden had te eten.” “Ja, omdat het wezen der goden het nam.” “En daarom werd het vermenselijkt.” “Ja. Omdat het met oorzaak was verordend, Als de mens god wilde zijn, laat God dan mens zijn”.

Gekweld door liefdesmislukkingen, door de ellende van de menselijke conditie, vervloekte hij zelfs de dag dat hij geboren was in een gedicht vol pessimisme en moedeloosheid. In het licht hiervan was voor Camões het geloof het definitieve antwoord op de “perplexiteiten van de wereld”: de ultieme troost ligt in God. Zelfs als in het leven onrechtvaardigheid overheerst, zal de mens in de hemel een beloning krijgen. Hij kon zijn berusting en hoop ook tot uitdrukking brengen door te zeggen dat wat “de mensen onrechtvaardig en diep schijnt, voor God rechtvaardig en klaarblijkelijk is”, en dat wie het lijden met geduld aanvaardt, geen verdere bestraffing zal ondergaan.

Camões en taal

Hoewel Camões het grote voorbeeld is van de moderne Portugese taal, en zijn werk uitvoerig is bestudeerd vanuit esthetisch, historisch, cultureel en symbolisch oogpunt, is er volgens Verdelho betrekkelijk weinig onderzoek gedaan naar de filologische aspecten ervan, op het gebied van syntaxis, semantiek, morfologie, fonetiek en orthografie, Temeer daar de dichter een belangrijke rol heeft gespeeld bij het vastleggen en gezag verlenen aan een literaire traditie in het Portugees, toen in zijn tijd het Latijn een zeer prestigieuze taal was voor literaire schepping en voor de overdracht van kennis en cultuur, en het Spaans, dat altijd druk had uitgeoefend, spoedig na de dood van de dichter een ernstige bedreiging werd voor het voortbestaan van de Lusitaanse taal, vanwege de Iberische unie. Zoals Hernâni Cidade meent, wijst dit erop dat Camões zich bewust was van zijn linguïstische situatie en een bewuste keuze maakte voor de Portugese taal, en in zijn productie komt een sterke linguïstische belangstelling tot uiting, waarbij hij “een permanente reflectie over de taal, een acute gevoeligheid voor de namen van dingen, voor woorden en de manier waarop ze gebruikt worden… In Os Lusíadas, bijvoorbeeld, zien we verschillende keren de vreemdheid die voorafgaat aan de ontmoeting met nieuwe talen”.

In de weinige autograaf-correspondentie die bewaard is gebleven, wordt deze belangstelling uitdrukkelijk vermeld. In Brief III vertelt hij een vriend over de gewoonte van de panniers van Lissabon, die “hun woorden altijd lieten bijschaven om te spreken tot hen die ze op prijs stellen, iets waar ik veel moeite voor doe”. Hij merkte de minachting op die de rustieke spraak van de boeren ten deel viel en gaf een schilderachtige beschrijving van het polyglotisme dat hij in een bordeel aantrof: “Uit deze vloed waren enkele dames bevreesd en bouwden een toren van Babylon, waar ze onderdak vonden; en ik verzeker u dat de talen al zo talrijk zijn dat ze spoedig zullen vallen, want daar zult u Moren, Joden, Castilianen, Leonezen, broeders, geestelijken, vrijgezellen, jong en oud (sic) zien”. In Brief II beschreef de dichter de taal van de meisjes van Indië, zo grof dat het de romantische stemming bekoelde: “Zij antwoorden u een kronkelende taal van erwten, die in de keel van het begrip klemt, die water gooit in het kooksel van de warmte van de wereld mor”.

Zijn literaire taal is altijd erkend als erudiet; Faria e Sousa had al gezegd dat Camões niet schreef voor de onwetenden. De invloed van zijn model heeft een diepgaand effect gehad op de evolutie van de Portugese taal gedurende de eeuwen die volgden, en lange tijd was het een standaard die in scholen en academies werd onderwezen, maar Verdelho beschouwt het als dichter bij de spraak van de moderne dagelijkse communicatie in Portugal dan het Portugees dat bijvoorbeeld werd gebruikt door de Portugese schrijvers van de barok of zelfs door sommige hedendaagse auteurs. Voor de onderzoeker behoudt Camões” taal een opmerkelijke nabijheid tussen linguïstische en poëtische codes, waardoor het een unieke transparantie en leesbaarheid heeft, zonder dat dit een overschaduwing inhoudt van zijn klassieke bronnen, het Italiaans en het Spaans, of een vermindering van zijn complexiteit en verfijning, waardoor het zich leent voor uitvoerige analyses. Er zij op gewezen dat het aan Camões te danken is dat een aantal Latijnse uitdrukkingen in de huidige taal zijn ingevoerd, zoals aéreo, áureo, celeuma, diligente, diáfano, excelente, aquático, fabuloso, pálido, radiante, reciproco, hemisfério en vele andere, een praktijk die het lexicon van zijn tijd aanzienlijk heeft uitgebreid. Baião noemde hem een revolutionair ten opzichte van de gecultiveerde Portugese taal van zijn generatie, en Paiva analyseerde enkele van de taalkundige vernieuwingen die door Camões werden gebracht, zeggende:

Volgens Monteiro is Camões van de grote epische dichters van de westerse traditie het minst bekend buiten zijn vaderland en is zijn meesterwerk, De Lusiades, het minst bekende van de grote gedichten uit die traditie. Vanaf het moment dat hij leefde en door de eeuwen heen is Camões echter geprezen door verschillende niet-Luissofone grootheden van de westerse cultuur. Torquato Tasso, die zei dat Camões de enige rivaal was die hij vreesde, wijdde een sonnet aan hem, Baltasar Gracián prees zijn scherpte en gevatheid, in wat werd gevolgd door Lope de Vega, Cervantes – die Camões zag als de “zanger van de westerse beschaving” – en Góngora. Hij was van invloed op het werk van John Milton en verscheidene andere Engelse dichters, Goethe erkende zijn eminentie, Sir Richard Burton beschouwde hem als een meester, Friedrich Schlegel noemde hem de belangrijkste exponent van de schepping in de epische poëzie, en stelde dat de “volmaaktheid” van de Portugese poëzie duidelijk bleek uit zijn “prachtige gedichten”, en Humboldt beschouwde hem als een bewonderenswaardig schilder van de natuur. August-Wilhelm Schlegel schreef dat Camões alleen al een hele literatuur waard is.

Camões” faam begon zich te verspreiden in Spanje, waar hij vanaf de 16e eeuw verschillende bewonderaars had. In 1580, het jaar van de dood van de dichter, verschenen twee vertalingen van De Lusiades, gedrukt in opdracht van Filips II van Spanje, toen ook koning van Portugal. In de titel van de uitgave van Luis Gómez de Tápia wordt Camões al “beroemd” genoemd, en in die van Benito Caldera wordt hij vergeleken met Vergilius, en bijna waardig om Homerus te evenaren. Bovendien verleende de koning hem de eretitel van “Prins der dichters van Spanje”, die in een van de uitgaven werd afgedrukt. In de lezing van Bergel was Filips zich volkomen bewust van de voordelen van het gebruik, voor zijn eigen doeleinden, van een reeds gevestigde cultuur, in plaats van deze te onderdrukken. Als zoon van een Portugese prinses had hij er geen belang bij de Portugese identiteit of haar culturele verworvenheden teniet te doen, en het was in zijn voordeel de dichter in de Spaanse baan te assimileren, zowel om zijn legitimiteit als soeverein van de verenigde kronen te verzekeren als om de glans van de Spaanse cultuur te verhogen.

Weldra bereikte zijn faam Italië; Tasso noemde hem “beschaafd en goed” en De Lusiades werd in 1658 tweemaal vertaald, door Oliveira en Paggi. Later werd hij, geassocieerd met Tasso, een belangrijk paradigma in de Italiaanse Romantiek. Inmiddels had zich in Portugal een corps van exegeten en commentatoren gevormd, die de studie van Camões diepgaand hebben bestudeerd. In 1655 arriveerden De Lusiades in Engeland in de vertaling van Fanshawe, maar zij zouden daar pas ongeveer een eeuw later bekendheid krijgen, met de publicatie van de poëtische versie door William Julius Mickle in 1776, die, hoewel succesvol, niet verhinderde dat er tot het einde van de negentiende eeuw nog een dozijn Engelse vertalingen volgden. Het bereikte Frankrijk in het begin van de 18e eeuw, toen Castera een vertaling van het epos publiceerde en in het voorwoord geen lof spaarde voor de kunst ervan. Voltaire had kritiek op bepaalde aspecten van het werk, met name het gebrek aan eenheid in handeling en de vermenging van christelijke en heidense mythologie, maar hij bewonderde ook de nieuwigheden die het introduceerde in vergelijking met andere epen, wat sterk bijdroeg tot de verspreiding ervan. Montesquieu beweerde dat Camões” gedicht iets had van de charme van de Odyssee en de grootsheid van de Aeneis. Tussen 1735 en 1874 verschenen niet minder dan twintig Franse vertalingen van het boek, nog afgezien van talloze tweede drukken en parafrases van enkele van de meest markante episoden. In 1777 vertaalde Pieterszoon De Lusiades in het Nederlands en in de 19e eeuw verschenen er nog vijf, gedeeltelijke.

In Polen werd De Lusiades in 1790 vertaald door Przybylski, en vanaf dat moment werd het nauw geïntegreerd in de Poolse literaire traditie, zozeer zelfs dat het, vanwege zijn eruditie, in de 19e eeuw een onmisbaar element was in het plaatselijke literaire onderwijs en intensief werd geanalyseerd door Poolse critici die het als het beste epos van het moderne Europa beschouwden. Tegelijkertijd werd de persoon van Camões, met zijn problematische leven en zijn “verkeerd begrepen genie”, een voorbeeldig icoon voor de Poolse romantische en nationalistische generatie die zich zijn figuur toe-eigende, zoals Kalewska het uitdrukte, bijna alsof hij een vermomde Pool was, en grote invloed uitoefende op de vorming van het Poolse nationalisme en op opeenvolgende generaties van schrijvers van het land. In 1782 verscheen de eerste Duitse vertaling, zij het een gedeeltelijke. De eerste integrale versie kwam aan het licht tussen 1806 en 1807, het werk van Herse, en aan het einde van de eeuw vertaalde Storck zijn complete werken en bood een monumentale studie aan: Vida e Obra de Camões, in het Portugees vertaald door Michaëlis.

Camões was een van de sterkste invloeden op de vorming en evolutie van de Braziliaanse literatuur, een invloed die vanaf de barok, in de 17e eeuw, effect begon te sorteren, zoals blijkt uit de overeenkomsten tussen De Lusiades en het eerste Braziliaanse epos, Prosopopeia, van Bento Teixeira, uit 1601. Ook de gedichten van Gregório de Matos waren vaak gemodelleerd naar de formele Camões, hoewel hun inhoud en toon heel anders waren. Maar Gregório gebruikte parodieën, collages, directe citaten en zelfs letterlijke kopieën van fragmenten uit verschillende van Camões” gedichten om zijn eigen gedichten te construeren. Gregório gaf de aanzet tot een proces van differentiatie van de Braziliaanse literatuur van de Portugese, maar hij kon niet voorkomen dat hij tegelijkertijd veel van de Camões-traditie behield. Tijdens het Arcadisme werd de praktijk van de breuk, parallel aan de herschepping, voortgezet en de invloed van Os Lusíadas verschijnt in Basílio da Gama”s O Uraguai en in Friar Santa Rita Durão”s Caramuru, de twee die het dichtst bij de oorspronkelijke bron staan, zowel in vorm als in wereldbeeld. Ook de lyriek van Cláudio Manuel da Costa en Tomás António Gonzaga is in hoge mate schatplichtig aan Camões. Maria Martins Dias vond Camões invloed ook op de hedendaagse Braziliaanse literatuur, en noemde als voorbeeld Carlos Drummond de Andrade en Haroldo de Campos.

Tijdens de Romantiek, niet alleen in Polen, zoals gezegd, maar in verschillende Europese landen, was Camões een belangrijke symbolische figuur, en versies van zijn biografie werden populair, waarin hij werd afgeschilderd als een soort martelaar-genie, met een moeilijk leven en nog meer gestraft door de ondankbaarheid van een land dat niet wist hoe het de roem die hij het had gebracht moest erkennen, waarbij werd onderstreept dat zijn dood plaatsvond in het jaar waarin het land zijn onafhankelijkheid verloor, waardoor het droevige lot van beiden werd verenigd. In de interpretatie van Chaves vormde het romantische herstel van Camões een mythe, gebaseerd op zowel zijn biografie als zijn legende, in wiens werk elementen van de prachtige beeldspraak van de Italiaanse traditie samensmolten met het patriottische sublieme van de klassieke traditie, en die vanaf het begin van de 19e eeuw “een liberale boodschap van grote menselijke dimensie overbracht… een herschepper en een instrument van een belangrijke oude literaire traditie, een nationale held van onveranderlijke bestemming in wie in zijn mythische existentiële weg evenals in zijn werk dromen, hoop, gevoelens en menselijke passies werden geprojecteerd”.

Lange tijd berustte zijn roem uitsluitend op De Lusiades, maar de laatste decennia heeft zijn lyrische werk weer de hoge waardering gekregen die het tot in de 17e eeuw genoot. Vreemd genoeg bleef in Engeland en de Verenigde Staten een traditie, die terugging tot de 17e eeuw, om zijn prestige te balanceren tussen het epische en het lyrische, het meest levend, met onder zijn bewonderaars, naast de reeds genoemde Milton en Burton, ook William Wordsworth, Lord Byron, Edgar Allan Poe, Henry Longfellow, Herman Melville, Emily Dickinson en vooral Elizabeth Browning, die een grote verbreider was van zijn leven en werk. Veel kritische literatuur over Camões werd ook in deze landen geproduceerd, evenals verscheidene vertalingen.

De grote belangstelling voor het leven en werk van Camões heeft reeds ruimte geschapen voor de oprichting van Camonologie als een autonome discipline aan de universiteiten, die sinds 1924 wordt aangeboden aan de Faculteit der Letteren van Lissabon en sinds 1963 aan de Faculteit der Filosofie, Wetenschappen en Letteren van de Universiteit van São Paulo. Bij het Aanvullend Protocol bij de Culturele Overeenkomst tussen de Regering van de Portugese Republiek en de Regering van de Federale Republiek Brazilië werd in 1986 de Camões-prijs ingesteld. Het is de hoogste literaire onderscheiding gewijd aan de literatuur in de Portugese taal, die wordt toegekend aan auteurs die hebben bijgedragen tot de verrijking van het literaire en culturele erfgoed van de taal. Eerdere begunstigden waren Miguel Torga, João Cabral de Melo Neto, Rachel de Queiroz, Jorge Amado, José Saramago, Sophia de Mello Breyner, Lygia Fagundes Telles, António Lobo Antunes en João Ubaldo Ribeiro. Tegenwoordig, na bestudering en vertaling in alle hoofdtalen van het Westen en enkele Oosterse talen, is het bijna een consensus om hem een van de grootste schrijvers van het Westen te noemen, op gelijke voet met Vergilius, Shakespeare, Dante, Cervantes en anderen van hetzelfde kaliber. Er zijn er ook die hem als een van de grootste in de geschiedenis van de mensheid beschouwen. De Wereldorganisatie van Dichters, die in 1999 in Macao bijeenkwam, bracht hulde aan de universalistische geest van Luís de Camões en huldigde hem als een auteur die tijd en nationale grenzen oversteeg.

Kritiek

Hoewel Camões” artistieke verdiensten alom werden erkend, was zijn werk niet immuun voor kritiek. De bisschop van Viseu, Francisco Lobo, beschuldigde hem ervan nooit echt lief te hebben gehad en daarom de liefde te hebben verdraaid door poëtische verfraaiing. Voor de criticus “wordt de liefde niet verklaard met zulke doordachte fanfares, en met zo”n geaffecteerde stijl, zoals hij zo vaak doet, of beter gezegd, zoals hij doet op al die plaatsen waar hij het meest van plan is zichzelf te verheerlijken”. José Agostinho de Macedo heeft in zijn werk in twee delen Censura van de Lusiadas het gedicht onder de loep genomen en de in zijn ogen verschillende gebreken ervan aan de kaak gesteld, met name op het gebied van plan en handeling, maar ook fouten in de metriek en de grammatica, waarbij hij verklaarde dat “uit het gedicht de octaven nutteloos waren verwijderd, tot niets waren gereduceerd. De volgende passage illustreert goed de stijl van zijn kritiek: verwijzend naar het 14e octaaf (“Noch zullen zij mijn verzen laten vergeten

António José Saraiva, die zich aansluit bij de stellingen van het marxisme, klaagde over het gebrek aan inhoud van zijn personages, die voor hem meer stereotypen zijn dan echte mensen, geen helden van vlees en bloed zijn, en robuustheid en kracht ontberen. Hij had ook kritiek op het feit dat de actie altijd door deze helden werd uitgevoerd, zonder dat het Portugese volk daarbij betrokken was. Zoals hij zei, “de roemruchte borst Lusitanian is niets anders dan een abstractie die niet in staat is de opeenvolgende prestaties van de krijgers vleselijk te verbinden”, omdat het hen ontbreekt aan uiterlijke karakterisering en, de auteur, een brede historische visie, waardoor de geschiedenis gereduceerd wordt tot de wapenfeiten. Hij voegde eraan toe dat Camões niet voldoende afstand nam van het ridderlijke ideaal om het te kunnen bekritiseren, “wat hem in de situatie brengt dat hij een beetje lijkt op een Quichot die de literatuur als de andere belegt (tegen) de reuzen”, wat getuigt van zijn onaangepastheid ten opzichte van zijn tijd en het vallen in ideologische tegenstrijdigheden. In dezelfde geest zag Helgerson De Lusiades als een herformulering van de waarden van de aristocratie, waarbij de verdiensten van de natie werden toegeschreven aan één enkele sociale klasse, en hij beschouwde de epische behandeling als inconsistent met de algemene doelstellingen van de Portugese maritieme exploratie, die grotendeels zuiver commercieel waren, waardoor interne tegenstrijdigheden op ideologisch terrein ontstonden en historische feiten werden verdraaid.

Verscheidene andere auteurs hebben De Lusiades beschouwd als een propagandastuk en een illustratie van de ontwikkeling van het Portugese kolonialisme, dat laat zien hoe interculturele ontmoetingen buitensporig vaak op een agressieve en roofzuchtige manier werden opgelost, en dat een discours voortbracht dat de Portugezen verheerlijkte als goddelijk uitverkorenen en het geweld van het religieuze imperialisme van de Contrareformatie, waarvan zij actieve instrumenten waren, bevorderde, zoals blijkt uit de herhaalde veroordeling van de Moren door de stem van Camões. Deze auteurs zeggen dat de mythologie van de suprematie van Camões, toen die door de Portugese staat werd gebruikt, voor alle Portugese koloniën nefaste gevolgen had, niet alleen in die tijd, maar op lange termijn, die in recente tijden nog steeds zichtbaar zijn, met name in het onderdrukkende officiële beleid voor de Afrikaanse koloniën dat van kracht was tijdens de dictatuur van Salazar in de twintigste eeuw. Als synthese van deze opvattingen zei Anthony Soares dat in Os Lusíadas het geweld van het discours “de weg vrijmaakte voor het fysieke geweld waarop de identiteit van het Portugese koloniale imperium was gebaseerd,” waarmee ook de toekomst van de moderne Portugese nationale identiteit werd geproblematiseerd. Natuurlijk kon de autochtone literatuur van de koloniën van het Portugese Rijk in het begin niet anders dan zich bij deze ideologie aansluiten, maar, zoals Eduardo Romo opmerkt, werd de postkoloniale produktie gekenmerkt door het streven zich duidelijk te onderscheiden van het culturele model van de metropool en de onafhankelijkheidsstrijd te vertellen, op zoek naar een eigen identiteit voor deze nieuwe naties. Nog steeds binnen de sfeer van hegemoniale discoursen, is Camões” werk door feministische critici gezien als een element van bestendiging van fallocratische ideologieën. De Zuid-Afrikaanse auteur Stephen Gray beweert dat de figuur van Adamastor, de titaan die in De Lusiades de personificatie is van de Kaap der Stormen, aan de basis ligt van een racistische mythologie waarop de blanke suprematie in Zuid-Afrika berust. Anderzijds werd Camões tegen deze aanvallen verdedigd door verscheidene schrijvers, die zeggen dat de betekenis van zijn epos sterk kan variëren naargelang de persoonlijke interpretatie, dat de auteur in hetzelfde werk zijn twijfels uitte over de verovering en dat Camões niet kan worden verweten dat hij als symbool van zijn vaderland is opgericht en als politiek instrument wordt gebruikt.

Portugees nationaal symbool

De identificatie van Camões en zijn werk als symbolen van de Portugese natie lijkt, zoals Vanda Anastácio meent, te dateren van het begin van de dubbelmonarchie van Filips II van Spanje, omdat de vorst blijkbaar begreep dat het van belang zou zijn hen te prestigeren als onderdeel van zijn beleid om de legitimiteit van zijn heerschappij over de Portugezen te verzekeren, hetgeen zijn bevel rechtvaardigt om in 1580 twee vertalingen in het Castiliaans van De Lusiades te laten drukken door de universiteiten van Salamanca en Alcalá de Henares, en zonder ze aan de kerkelijke censuur te onderwerpen. Maar Camões werd in Portugal vooral belangrijk in de 19e eeuw, toen, zoals Lourenço, Freeland, Souza en andere auteurs hebben verklaard, Os Lusíadas een proces van herlezing en mythificatie ondergingen door enkele exponenten van de plaatselijke romantiek, zoals Almeida Garrett, Antero de Quental en Oliveira Martins, die hem plaatsten als een symbool van de geschiedenis en van het lot dat voor het land was weggelegd. Zelfs de biografie van de dichter werd herwerkt en geromantiseerd om hun belangen te dienen, waarbij een messianistische noot over hem werd geïntroduceerd in de populaire verbeelding van die tijd. De belangrijkste doelstellingen van deze beweging waren het compenseren van de nostalgie van de gloriedagen en de toen heersende perceptie van Portugal als een kleine periferie van Europa, en het geven van een positievere betekenis aan zijn geschiedenis, waardoor nieuwe perspectieven voor de toekomst werden geopend.

Deze tendens bereikte een hoogtepunt ter gelegenheid van de herdenkingen van de driehonderdste sterfdag van de dichter, gehouden tussen 8 en 10 juni 1880. Op een moment van crisis in Portugal, toen de legitimiteit van de monarchie in twijfel werd getrokken en er een sterke roep om democratie klonk, werd de figuur van de dichter een brandpunt van de politieke zaak en een reden voor herbevestiging van de Portugese waarde tegen een positivistische ideologische achtergrond, waarbij verschillende segmenten van de samenleving zich verenigden, zoals in krantenberichten werd samengevat: “Het eeuwfeest van Camões op dit historische moment en in deze crisis van de geesten heeft de betekenis van een nationale heropleving”… “De overeenkomst tussen de wetenschappelijke conclusies van de hoogste intelligenties van Europa en de intuïtie van de volksziel die in Camões de vertegenwoordiger vindt van een hele literatuur en de synthese van nationaliteit is subliem”… “Alle levende krachten van de natie waren verenigd in dit grote eerbetoon aan de nagedachtenis van de man wiens ziel de grote synthese was van de Portugese ziel”. Suggestief werd het organisatiecomité voor de festiviteiten het “Comité van Openbare Redding” genoemd. In die tijd kwamen verschillende kritische studies aan het licht, ook uit het buitenland, en het feest op straat trok grote menigten. Het driehonderdjarig bestaan werd in Brazilië met een soortgelijk enthousiasme gevierd, met publicatie van studies en plechtigheden in vele steden, die de intellectuele kringen overspoelden, en werd een voorwendsel voor nauwere betrekkingen tussen de twee landen. In verschillende andere landen werd de datum gemeld en herdacht.

Tijdens de Estado Novo werd die ideologie niet veel gewijzigd in essentie, maar wel in de vorm van interpretatie. De vate en zijn meesterwerk werden propagandistische instrumenten voor de consolidatie van de staat en een idee werd toen verspreid dat Camões niet alleen een nationaal symbool was, maar een symbool waarvan de betekenis zo eigen was aan de Portugese gevoeligheid dat het alleen door de Portugezen zelf kon worden begrepen. De ironie wil dat deze aanpak onvoorziene averechtse effecten heeft gehad, en dat diezelfde staat, vooral na de Tweede Wereldoorlog, klaagde dat de internationale gemeenschap Portugal niet begreep.

Drie jaar na de Aprilrevolutie van 1974 werd Camões publiekelijk in verband gebracht met de Portugese overzeese gemeenschappen, door de datum van zijn dood uit te roepen tot de “Dag van Portugal, Camões en de Portugese Gemeenschappen”, om het beeld van Portugal als een koloniserend land te ontkrachten en een nieuw gevoel van nationale identiteit te creëren dat de vele Portugese emigranten verspreid over de wereld omvatte. Deze nieuwe ideologie werd in de jaren tachtig opnieuw bevestigd met de publicatie van Camões and National Identity, een door de Nationale Pers uitgegeven uitgave met verklaringen van belangrijke publieke figuren van de natie. Zijn status als nationaal symbool blijft tot op de dag van vandaag bestaan, en een verder bewijs van zijn macht als zodanig was de omvorming, in 1992, van het Instituut voor Portugese Taal en Cultuur tot het Camões Instituut, dat overging van de administratie van het Ministerie van Onderwijs naar die van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.

Camões heeft de ontwikkeling van de Portugese literatuur sinds de 17e eeuw beïnvloed en blijft een referentie voor veel hedendaagse schrijvers, zowel wat vorm en inhoud betreft als door zelf een personage te worden in andere literaire en dramaturgische producties. Vasco Graça Moura beschouwt hem als de grootste figuur uit de Portugese geschiedenis, omdat hij de grondlegger is van de moderne Portugese taal, omdat hij als geen ander de grote stromingen van zijn tijd heeft begrepen, en omdat hij erin geslaagd is om via het woord een gevoel van nationale identiteit gestalte te geven en zich op te werken tot het symbool van die identiteit, door een boodschap over te brengen die levend en actueel blijft. En zoals Iolanda Ramos verklaarde

Referenties

Life

Wie ben jij, Luís Vaz?  (2002), documentaire van Maria Júlia Fernandes, in RTP Ensina.

Luís de Camões tijdlijn

De belangrijkste documenten over het leven van Camões

Het werk

Het seizoen

Global

Luís de Camões – alles wat u wilt weten

Bronnen

  1. Luís de Camões
  2. Luís de Camões
Ads Blocker Image Powered by Code Help Pro

Ads Blocker Detected!!!

We have detected that you are using extensions to block ads. Please support us by disabling these ads blocker.